„Jaren van gisting en verwarring”
Titel:
”Willem Drees 1886-1988. Vier jaar nachtmerrie. De Indonesische kwestie 1945-1949”
Auteur: Hans Daalder
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2004
ISBN 90 5018 639 4
Pagina’s: 548
Prijs: € 35,-; Titel: ”Herinneringen van een groot Nederlander”
Auteur: Willem Drees
Uitgeverij: Strengholt, Naarden, 2004
ISBN 90 5860 231 1
Pagina’s: 126
Prijs: € 19,95,-.
Als minister en als premier is Drees (PvdA) nauw betrokken geweest bij de twee politionele acties tegen Indonesië, net na de Tweede Wereldoorlog. „Moreel hebben we als socialistische ministers voortdurend gehandeld naar wat steeds mijn standpunt is geweest: dat Indonesië recht had op volledige vrijheid.”
„Vier jaar nachtmerrie”, heeft Drees de Indonesische losmaking van Nederland genoemd. Elders sprak hij van een „buitengewoon hinderlijke kwestie”, van „jaren van gisting en verwarring”, van een „molensteen.” Ze was ongetwijfeld de meest traumatische gebeurtenis in zijn politieke leven. Met deze typeringen begint politicoloog Hans Daalder het tweede door hem geschreven deel van Drees’ biografie. De titel ervan is ontleend aan Drees’ eigen woorden: ”Vier jaar nachtmerrie. De Indonesische kwestie 1945-1949”.
Hoe Drees voorafgaand aan de onafhankelijkheidsstrijd van de Indische republikeinen over Indonesië dacht, wordt door Daalder uitputtend beschreven. Drees had dat zelf al eerder summier gedaan in zijn eigen boek ”Herinneringen en opvattingen”. Dat boek is onlangs opnieuw uitgegeven onder de titel ”Herinneringen van een groot Nederlander”.
De oud-premier schrijft daarin dat de leiders van de republiek, onder wie Soekarno en Hatta, geen enkele afspraak nakwamen. „De opvatting van de Republiek dat zij altijd het recht had haar woord te breken, was vanaf het begin oorzaak van de strijd in Indonesië.” Bestanden, overeenkomsten en wapenstilstanden die de weg naar onafhankelijkheid moesten stroomlijnen, werden steevast verbroken.
Dat riep om vergelding, desnoods met gewelddadige middelen. Volgens Drees „hebben de socialistische ministers steeds op de uiterste beperking van represailles onzerzijds aangedrongen.” Dat er een enkele maal toch moest worden ingegrepen, noemt de oud-politicus „onvermijdelijk.” Hij erkent dat er in die „moeilijke jaren”, deels onder zijn bewind, wel „feitelijke fouten” zijn begaan, maar „moreel hebben we als socialistische ministers voortdurend gehandeld naar wat, vanaf toen ik jong in de politiek kwam, steeds mijn standpunt is geweest: dat Indonesië recht had op volledige vrijheid.”
Tegenzin
Wie dat doel nastreeft, kan slechts met de grootst mogelijke tegenzin instemmen met een (beperkte) oorlog tegen de opstandelingen in Indonesië. Dat was bij Drees inderdaad het geval. Bij het aantreden van zijn kabinet in 1948, schrijft Daalder, was de toestand ernstig: de onderhandelingen met de republiek stonden in het teken van druk en dreigementen uit Amerika, steeds waren er bestandsschendingen door republikeinse strijders, werden Indonesische gezagsdragers die met Nederland samenwerkten vermoord en kwamen er onduidelijke antwoorden van de voormannen van de republiek op Nederlandse eisen.
Toen de besprekingen ten slotte vastliepen en meer dan 300 ambtenaren ter dood waren gebracht, was voor Drees de maat vol. „De bestaande situatie mocht”, zo zei hij op 8 december ’48, „niet blijven bestaan.” Er resteerden slechts twee alternatieven: gewapend optreden of wegtrekken. Terwijl hij dat constateerde, tekende oud-minister Van Kleffens aan, leek Drees „mismoedig.” De premier zei hem telefonisch „tot dusver alles te hebben gedaan om gewapend optreden tegen te houden, maar er thans geen gat meer in te zien.”
Een dag later, op 9 december, trok Drees de conclusie dat aan een gewapende actie niet meer te ontkomen was. De republiek maakte het normale leven in Indonesië onmogelijk en er was in politiek opzicht geen land mee te bezeilen. De premier besloot zijn toespraak in de ministerraad die dag met de nadrukkelijke uitspraak dat hij de actie als een ramp beschouwde. De guerrilla en de verschroeide-aardetactiek zouden veel mensen en goederen vernietigen. Desondanks was militair optreden zijns inziens onvermijdelijk geworden, tenzij men het Indonesische volk aan zichzelf wilde overlaten, met als gevolg eerst anarchie en dan dictatuur. Dat achtte hij in strijd met de Nederlandse verantwoordelijkheid.
Het kabinet besloot dan ook tot de tweede politionele actie. Op de valreep echter kwam er nog een brief binnen van de republikeinse leider Hatta, waarna Drees onmiddellijk tot uitstel van de actie overging. Vurig hoopte de premier dat er toch nog overeenstemming met in elk geval een deel van de opstandelingen te bereiken viel en dat militair optreden niet nodig was. De regering stuurde direct een antwoordbrief aan de republiek. Door ziekte van Hatta slaagde die er niet in daar snel op te reageren. De politionele actie ging daarom toch van start. Korte tijd later zaten alle belangrijke republikeinse leiders achter slot en grendel.
Zorgen
Op 20 december legde Drees een regeringsverklaring af in de Tweede Kamer. De zorgen „lagen op zijn gezicht”, noteerde een journalist van het Parool. Omdat de terreur doorging en er geen uitzicht was op een definitieve overeenkomst tussen Nederland en Indonesië, moest de regering wel tot de actie overgaan, legde de premier ditmaal aan het parlement uit. Anders zou Nederland Indonesië simpelweg aan zichzelf overlaten en zou daar snel een chaotische toestand te verwachten zijn, die op den duur vermoedelijk op een dictatuur zouden uitlopen.
De regering wilde het bestuur snel aan Indonesië overdragen, verhaalt Daalder. Het kabinet hoopte erop dat, na de uitschakeling van de opstandelingen, snel de „werkelijk constructieve krachten” hun medewerking aan de opbouw van een vrij Indonesië zouden willen verlenen. De politionele actie was daarmee in de ogen van Drees een noodzakelijk, afgedwongen kwaad om te komen tot de „volledige vrijheid” die hij en zijn socialistische medebewindslieden altijd voor ogen hadden voor Indonesië.
Complexe ontwikkelingen
Daalders boek ”Vier jaar nachtmerrie” is het derde deel in een serie van vier over het leven van Drees. Het reeds verschenen tweede deel behandelt de jaren 1940 tot 1948. Het eerste deel van de serie, over Drees’ leven voor 1940, en het laatste deel over de jaren na 1948 laten nog even op zich wachten.
Daalder behandelt de Indonesische kwestie in een apart boek, terwijl het chronologisch deels gelijk loopt aan het vorige. Daardoor is het mogelijk „zich op de complexe ontwikkelingen van de besluitvorming in de Indonesische kwestie zelf te concentreren”, legt de auteur in zijn inleiding uit. Tegelijkertijd maakt het dit probleem los van de vele andere zaken die Drees in die tijd bezighielden, erkent hij. Desondanks maakt Daalder hiermee een verstandige keus. Als er naast de ruim 500 pagina’s aan uitvoerige beschrijvingen van de Indonesische zaak ook nog andere onderwerpen aan bod waren gekomen, zou het boek onleesbaar zijn geworden.
De gedetailleerde, uitgebreide weergave van alle ontwikkelingen vergt grote oplettendheid van de lezer. Daalder probeert het hem wel makkelijker te maken met een overzichtelijke bijlage aan het eind van het boek met daarin alle hoofdrolspelers, gesplitst naar hun functie en naar de tijd van hun optreden.
In totaal zes bijlagen, waaronder ook twee geografische kaartjes en een interessante anekdote over ’het Nederlandse Watergate-schandaal’ (Drees zou telefoongesprekken van politici hebben afgeluisterd), en een uitgebreid notenapparaat maken het boek compleet.
Bezetting
Wie tegen de megabiografie van Daalder opziet, maar toch wat over en van Drees te weten wil komen, kan uitstekend uit de voeten met het boek ”Herinneringen van een groot Nederlander”. Dat is een heruitgave van Drees’ eigen boek ”Herinneringen en opvattingen”. Een prachtig portret van Drees siert de omslag. Ruim dertig hoofdstukken lang beschrijft Drees onder meer zijn jeugd in Amsterdam, de Duitse bezetting en de sociale zekerheid. De tekst is gedrukt in een mooie grote letter, wat de leesbaarheid ten goede komt.
Aan de binnenzijde van de achterflap heeft de uitgever een cd gehecht. Daarop staat een interview met Drees, waarop deze zelf vertelt over bijvoorbeeld zijn kennismaking met het socialisme, over zijn noodwet die de AOW inluidde en over Indonesië. Een waardevolle aanvulling op de geschreven tekst.