Vergoeding voor opslagruimte is belast
„Al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten is loon”, zo zegt de wet. Dat betekent dat alles wat u van uw werkgever krijgt, loon is waarover loonbelasting moet worden betaald.
Er gelden wel enige vrijstellingen, bijvoorbeeld voor (onkosten)vergoedingen. In het huidige wettelijke systeem worden die de vrije vergoedingen en verstrekkingen genoemd. Hierbij kan gedacht worden aan koffie tijdens werktijd, werkkleding, een abonnement op een vakblad en cursussen.
Andere vergoedingen of verstrekkingen zijn echter niet vrijgesteld, zoals een vergoeding voor door de werknemer betaalde geldboetes, de verstrekking van wapens en ook het verstrekken van maaltijden voorzover zij niet aan de wettelijke voorwaarden voldoen.
Ook een vergoeding voor werkruimte in uw eigen woning is belast met loonbelasting, behalve als u zelf daadwerkelijk een groot deel van uw werktijd in deze werkruimte werkt. Het ministerie van Financiën heeft bij ministeriële regeling precies bepaald wanneer dit het geval is. De vraag is nu wel wat eigenlijk ”werkruimte” is. Het komt namelijk ook wel eens voor dat een vergoeding wordt verstrekt voor het gebruik van een opslagruimte in of bij de woning van een werknemer. En in een opslagruimte wordt niet ’gewerkt’.
Dat vond ook de fabrikant van vloerbedekkingen. Hij had in het jaar 1998 25 vertegenwoordigers in loondienst. Deze accountmanagers moesten de stalen van vloerbedekkingen in hun regio aan de man brengen. De accountmanagers moesten beschikken over een garage voor de opslag van stalen.
Vijftien accountmanagers hebben zelf een garage voor deze opslag, terwijl de overige tien een garage hebben gehuurd. Aan de vijftien accountmanagers die zelf een garage hebben, heeft de fabrikant een bedrag van 60 gulden per maand vergoedt. Aan de anderen vergoedt de fabrikant de werkelijke huur.
De opslagruimten worden geregeld gebruikt: minstens zesmaal per jaar bezorgt de fabrikant drie pallets stalen van nieuwe collecties bij de accountmanagers, die ze vervolgens weer aan de man kunnen brengen. Daarnaast kunnen zij ook de boer op met losse stalen, displays en klappers, die zij ook in de garages opslaan. De fabrikant houdt geen loonbelasting in op de vergoedingen voor de kosten van opslagruimte.
Bij een looncontrole onderzoekt de inspecteur diverse vergoedingen die de fabrikant aan zijn werknemers heeft verstrekt. Hij gaat niet akkoord met de verwerking van de kostenvergoedingen voor de opslagruimte en legt daarom een naheffingsaanslag loonbelasting op van 10.647 gulden in verband met de kostenvergoedingen voor de vijftien accountmanagers. De inspecteur vindt dat dit namelijk een kostenvergoeding is voor het gebruik van werkruimte in of bij de woning van de werknemer. En omdat de werknemers niet of nauwelijks vanuit deze werkruimte hun geld verdienen, is de vergoeding voor de werkruimte naar zijn mening belast.
De fabrikant is het hier niet mee eens. Het gaat toch om opslagruimte. Er wordt helemaal niet gewerkt. Vergoedingen voor werkruimte zijn volgens de wet belast; vergoedingen voor opslagruimte niet.
De inspecteur vindt dit maar onzin. Het gaat om opslagruimten in het kader van het werk. Bovendien worden er ook werkzaamheden in de garages verricht, zoals het sorteren, aanvullen en/of verwisselen van de stalen en het afsluiten van de garage. Het gerechtshof in Amsterdam is het niet met de inspecteur eens. Het gaat hier niet om werkruimten, maar om opslagruimten. Werkzaamheden als sorteren van materiaal, die de inspecteur noemt, zijn werkzaamheden die puur in het kader van de opslag worden verricht. De garages zijn daarom niet als werkruimten aan te merken en zijn dus vrijgesteld van loonbelasting.
De inspecteur gaat in cassatie bij de Hoge Raad. En daar krijgt hij gelijk. Volgens de Hoge Raad is een werkruimte niets anders dan een „ruimte, in gebruik voor het werk.” In de parlementaire behandeling bij deze wettelijke bepaling is namelijk bepaald dat het begrip ”werkruimte” ruim moet worden uitgelegd. Werkruimten zijn niet alleen kantoorruimten, maar het kan ook gaan om een atelier, een behandelkamer en de als opslagplaats gebruikte garage. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
Bij het ’opslaan’ van een auto van de zaak oordeelde de Hoge Raad vorig jaar anders dan in het hiervoor beschreven arrest. Naar normaal spraakgebruik kan een garage die zo wordt gebruikt immers niet als werkruimte worden aangemerkt. Een vergoeding hiervoor was dus onbelast. Dit leek gunstig, maar per 1 januari 2002 heeft de staatssecretaris dit arrest al ongedaan gemaakt. Bij wet is toen bepaald dat ook een vergoeding voor parkeergelegenheid in of nabij de woning van de werknemer belast is.
Het arrest over de opslag van de stalen heeft voor de lezer misschien wel een hoog neuzelgehalte. Dat is in dit geval niet geheel onbegrijpelijk, omdat de accountmanagers naar mijn mening best een vergoeding mochten krijgen voor de opslag. Dit wordt naar normaal spraakgebruik mijns inziens niet als loon gezien. De wetgever vond het (om misbruik te voorkomen) toch nodig om dit soort vergoedingen te belasten. Of dit altijd terecht is, blijft natuurlijk de vraag.