Geen steun aan extremisten in Israël
Steunbetuigers aan Israël zijn niet altijd goed bezig. Steun van westerse christenen bijvoorbeeld aan joodse kolonisten roept veel verzet en haat op bij de Palestijnen. Dit komt het vredesproces niet ten goede. Christelijke organisatie uit het Westen kunnen zich beter op de gematigde groepen richten, stelt Bert de Bruin.
Toen ik een maand geleden van Schiphol naar Tel Aviv vloog, zat er in het vliegtuig een groep mensen die T-shirts droegen waarop ”Am Yisrael Hai” (”Het volk van Israël leeft”) stond. Voor vertrek raakte ik met enkelen van hen aan de praat en ze vertelden mij dat ze christenen waren die een solidariteitsreis naar Israël maakten, onder andere om de kolonisten in de Gazastrook een hart onder de riem te steken.
Ik moest aan hen denken toen ik de afgelopen weken in de Israëlische media de ontwikkelingen rond premier Sharons terugtrekkingsplan uit de Gazastrook volgde. Op een foto in de Israëlische kwaliteitskrant Ha’aretz was te zien hoe „leden van een Noorse christelijke pro-Israël-organisatie” bloemen uitdeelden en steun betuigden aan de joodse inwoners van Gush Katif, het grootste nederzettingenblok in de Gazastrook.
Als reactie schreef ik een ingezonden brief waarin ik mijn ergernis uitsprak over het feit dat dergelijke steunbetuigingen altijd aan pro-Israël-individuen en -organisaties worden toegeschreven. Zou het niet veel meer in het belang van de joodse staat zijn als we ons nu eens eindelijk uit de bezette gebieden terugtrokken, om te beginnen uit de Gazastrook volgens het plan van Ariel Sharon?
Extremisten
Het valt me steeds weer op hoezeer juist de extremisten aan Palestijnse en (joods-)Israëlische zijde van het conflict openlijke steun vanuit het buitenland genieten. Wie zich er het meest op laten voorstaan solidair te zijn met hun Palestijnse (moslim)broeders en zusters zijn de geestverwanten van Bin Laden, samen met de leden van Hezbollah en hun Syrische en Iraanse broodheren. Wanneer demonstranten in Europa of elders in het Westen zeggen de Palestijnse zaak te steunen, hoor je maar zelden gematigde leuzen die oproepen tot een rechtvaardig en redelijk alternatief, vreedzame coëxistentie van joden en Palestijnen in twee staten.
Aan de andere kant krijgt Israël de laatste jaren vooral steun van Amerikaanse politici wier gedachtegoed van religieus fundamentalisme is doordrongen. Bij zogenaamde pro-Israël-demonstraties worden de Palestijnen voornamelijk als terroristen en nauwelijks als mensen afgeschilderd. Deze demonisatie vindt vaak haar ronduit antisemitische spiegelbeeld tijdens pro-Palestina-demonstraties.
Wat me de laatste tijd meer dan voorheen duidelijk wordt, is in welke mate sommige christelijke organisaties een kwalijke rol spelen in het nog verder verscherpen van wederzijdse vooroordelen en in het verder polariseren van het conflict. Door verschillende protestantse kerkgenootschappen zijn en worden pogingen ondernomen om te komen tot het stopzetten van investeringen in (bedrijven die zakendoen in) Israël, teneinde de Palestijnen te helpen. In sommige gevallen wordt benadrukt dat men alleen bedrijven wil boycotten die zakendoen met of in de nederzettingen in bezet gebied. Meestal wordt er echter totaal geen onderscheid gemaakt tussen Israël binnen de groene lijn aan de ene en de bezette gebieden aan de andere kant. Daarbij wordt niet zelden de indruk gewekt dat het bestaansrecht van de joodse staat als zodanig danig in twijfel wordt getrokken. Dergelijke activiteiten bevestigen in de ogen van veel Israëliërs hun vooroordelen over christenen. Ook maken ze het voor gematigde, pragmatische Israëlische activisten nog moeilijker dan het al is om tegenover hun thuisbasis een bemiddelingsrol voor westerse buitenstaanders te bepleiten.
Pionnen
Andere, minder ’progressieve’ christenen zetten zich met gebed, collectes en solidariteitsreizen nu juist weer in om de bezetting oneindig te laten voortduren. Voor veel van deze fundamentalistische christenen zijn wij, joden in Israël en daarbuiten, slechts pionnen in een angstaanjagend apocalyptisch wereldbeeld. Moslims spelen daarbij vaak de rol van de tegenstander van de ware gelovigen in de eindstrijd.
Natuurlijk zijn er ook heel veel christenen die een heuse, onvoorwaardelijke liefde koesteren voor het joodse volk, of die juist helemaal geen onderscheid tussen Israëliërs en Palestijnen maken. Sommigen van hen komen naar Israël om daadwerkelijk hulp te bieden aan joden en/of Arabieren in Israël, op de Westoever of in de Gazastrook. Toch wordt hun bewonderenswaardige werk in de media -in Israël en het Midden-Oosten, maar ook in Europa en de Verenigde Staten- volkomen ondergesneeuwd door wat hun minder genuanceerde geloofsgenoten zeggen en doen.
Het werk van eenzijdige opererende, al dan niet christelijke, organisaties en individuen krijgt genoeg aandacht in kranten, op de televisie en de radio. Het zou aardig zijn -en het zou een einde aan de bezetting en dus een mogelijke vrede dichterbij kunnen brengen- als er veel meer zendtijd en krantenpagina’s werden besteed aan projecten die gericht zijn op joods-Palestijnse samenwerking, wederzijds begrip en dergelijke. Zowel in Israël als onder de Palestijnen zijn er genoeg interessante mensen en instellingen die zich inzetten voor een tweestatenoplossing zonder hun eigen nationale identiteit te ontkennen. Er bevindt zich een enorm niemandsland tussen enerzijds hen die een Groot-Israël nastreven en anderzijds diegenen die zich één (Palestijnse) staat voor twee volken ten doel stellen. Christenen die werkelijk een betere toekomst voor joden én Palestijnen willen, zouden al hun aandacht op dat niemandsland moeten concentreren.
De auteur -woonachtig in Israël- is historicus, gespecialiseerd in de geschiedenis van het Midden-Oosten en in de moderne joodse geschiedenis.