Gedeporteerd uit de ”Jodenhemel”
Een waterig zonnetje schijnt tussen de hoge bomen van het Prinsenpark. Aan de rand van een vijver staat ”Het Apeldoornse Bosch”, een gedenkmuur geheel bedekt met een mozaïek. De Jodenster in het midden van het mozaïek valt op. Een vrouw met hond passeert. „Ik kom hier vaak. Het moet iets met de oorlog te maken hebben, want op 4 en 5 mei zie ik wel eens bloemen liggen.”
De mensen in het park lopen en fietsen achteloos aan het gedenkteken voorbij. Het verwijst naar een bijzonder trieste gebeurtenis uit de oorlogsjaren in Apeldoorn. Meer dan 1300 patiënten en personeelsleden uit de Joodse psychiatrische instelling ”Het Apeldoornse Bosch” worden op 21 en 22 januari 1943 gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Ze keren nooit meer terug.
In 1909 opent de Vereniging Centraal-Israëlitisch Krankzinnigengesticht in Nederland ”Het Apeldoornse Bosch”, een psychiatrische instelling in de bossen aan de Zutphensestraat net buiten Apeldoorn. Het omvangrijke complex groeit uit tot de grootste Joodse instelling in Nederland en heeft vlak voor de Tweede Wereldoorlog een capaciteit van ruim 1000 patiënten.
In het eerste jaar van de oorlog neemt de inrichting ruim honderd patiënten meer op dan ze kan plaatsen. Het merendeel van hen komt uit Kamp Westerbork.
Op 1 april 1942 legt de bezetter ”Het Apeldoornse Bosch” de verordening op dat ze alle niet-Joodse personeelsleden moet ontslaan. Ruim eenderde van de werknemers verlaat de instelling. Joden uit Amsterdam vullen het personeelstekort al snel op. Zij hebben het idee veilig te zijn in ”Het Apeldoornse Bosch” en proberen zo aan een dreigende deportatie te ontkomen. De instelling krijgt dan ook al snel de bijnaam ”Jodenhemel”.
Hoe schrijnend deze naam is, blijkt in januari 1943. Op 13 januari komt Aus der Fünten, majoor (Hauptsturmführer) van het hoofdbureau voor de Joodse emigratie, de instelling inspecteren. Een week later, op 20 januari, lekt uit dat op het station van Apeldoorn een trein van veertig goederenwagons gereedstaat met plaats voor zeker 1500 mensen. Door deze waarschuwing ziet ongeveer de helft van het personeel, zo’n 175 mensen, kans tijdig te vluchten. Ook tachtig patiënten zoeken een veilig heenkomen.
De volgende dag, 21 januari, is het daarvoor te laat. Onder leiding van Aus der Fünten ontruimt de Grüne Polizei de ”Jodenhemel”. De hoofdstationschef vertelt later: „De meeste zieke patiënten die tegen de nacht op het station aankomen, dragen hun nachtkleding. Het lijkt alsof ze zo uit hun bed zijn gelicht. Een aantal is zelfs naakt en enkelen dragen hun dwangbuizen. Ze lopen als versuft de goederenwagons binnen en blijven doodstil tegen de wanden ervan staan.”
Om zeven uur in de ochtend vertrekt de trein met ongeveer 1300 patiënten en vijftig personeelsleden, die gedwongen worden mee te gaan als begeleiders. Via doorgangskamp Westerbork gaan ze naar vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau om nooit meer terug te keren.
De Duitsers deporteren diezelfde dag de overige personeelsleden, samen met de laatste Joodse gezinnen uit Apeldoorn, naar Westerbork. Apeldoorn is hiermee ”Judenrein”. De meesten van hen worden direct doorgezonden naar vernietigingskampen. Waarschijnlijk overleven slechts veertien mensen dat.
Het is opvallend dat pas in 1990, 57 jaar na dato, het dramatische einde van ”Het Apeldoornse Bosch” door een tentoonstelling bij de Apeldoornse bevolking bekend raakt. Een conservator van het museum zet zich na de tentoonstelling in voor de komst van een monument. Prinses Juliana onthult het op 23 april van datzelfde jaar. Het ontwerp komt van kunstenaar Ralph Prins (1926).
Niet alleen in Apeldoorn, ook in Amsterdam staat een gedenkteken waarvan de onthullingsdatum opmerkelijk laat is. Het ”Zigeunermonument” op het Museumplein herinnert aan de zigeuners (Sinti en Roma) die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter zijn gedeporteerd en omgebracht. Het is pas in 1978 onthuld.
De late komst van deze gedenktekens is te verklaren uit de omslag in de herdenkingsgeschiedenis van Nederland. Tot 1965 plaatst Nederland vooral monumenten voor verzetsstrijders en burgerslachtoffers die gevallen zijn „voor de vrijheid.” Dat verandert in de loop van de jaren zestig. Vanaf die tijd komen er voornamelijk oorlogsmonumenten voor groepen die zwaar onder het regime van de nazi’s hebben geleden, zoals Joodse Nederlanders, zigeuners en homoseksuelen.
Dit is het eerste artikel in een serie over vergeten stenen, monumenten waar mensen achteloos aan voorbijgaan of waarvan de ontstaansgeschiedenis niet meer bekend is. Maandag deel 2: Amersfoort.