René Descartes in ere hersteld
De ban op de Frans-Nederlandse filosoof Descartes, dé grote tegenstander van de gereformeerde Voetius, is opgeheven. De Universiteit Utrecht verleende de filosoof woensdag eerherstel na afloop van het symposium ”Descartes en de Utrechtse Academie, 1636-2005”. Rector magnificus prof. dr. W. H. Gispen liet een bul in het Latijn voorlezen, door burgemeester Brouwer ondertekenen en aan een in zeventiende-eeuwse kledij gestoken ’Descartes’ overhandigen.
Het eerherstel van Descartes heeft geen concrete aanleiding, zegt prof. L. Dorsman, hoogleraar universiteitsgeschiedenis in Utrecht, desgevraagd. „Enkele Utrechtse hoogleraren vonden het aardig om in het kader van de 369e dies natalis de ban op Descartes en zijn gedachtegoed op te heffen. We konden natuurlijk wachten op 2050, het sterfjaar van Descartes, maar dan zouden wij dat niet meer meemaken.”
Een tweedaags symposium besteedde dinsdag en woensdag aandacht aan de betekenis van Descartes voor de beoefening van de wiskunde, natuurkunde, (dier)geneeskunde, theologie en tal van andere wetenschappen. De bijdragen zijn gebundeld in het boek ”Née Cartésienne. Cartesiaansch Gebooren. Descartes en de Utrechtse Academie 1636-2005” (uitg. Van Gorcum, Assen), dat woensdag werd aangeboden aan de Utrechtse rector. Ook loopt er tot 22 mei een kleine Descartes-tentoonstelling in het Universiteitsmuseum.
René Descartes (in het Latijn Cartesius, 1596-1650) woont in de domstad in de tijd waarin de universiteit wordt gesticht. De uit Frankrijk afkomstige filosoof-wiskundige wil op eigen autoriteit tegenover het school- en kerkgezag zijn opvattingen met behulp van strikte wetenschap bewijzen. Vandaar dat hij grote waarde hecht aan de wetenschappelijke methode om ”helder en duidelijk” te denken. In zijn beroemde ”Vertoog over de methode” verhaalt hij hoe hij aan alles twijfelt om de zekerheid in het eigen denken te vinden. Zijn uitspraak „Ik denk dus ik ben” (Cogito, ergo sum) behelst de overtuiging dat waar je ook aan twijfelt, het feit onomstotelijk blijft dat de mens tijdens het twijfelen aan het denken is. Het denken zelf biedt dus absolute garantie.
Descartes geldt als de grondlegger van het autonome menselijk denken. Toch heeft hij het bestaan van God nodig „als een instantie die de betrouwbaarheid van ons denken garandeert.” Descartes is niet de gedoodverfde atheïst, zo betoogde prof. dr. V. Brümmer, emeritus hoogleraar godsdienstwijsbegeerte in Utrecht, woensdag. „Hij wilde het geloof niet afwijzen, maar juist op een hecht fundament plaatsen. Maar zijn aanpak leidde tot vervelende consequenties voor het geloof. Een eenzijdige toespitsing op de rede laat weinig ruimte over voor een relatie tot God op basis van geloof en ervaring.”
Descartes en Voetius botsten vooral in hun visie op de plaats van de filosofie van Aristoteles. Descartes ging ervan uit dat veranderingen in deze wereld niet totstandkomen op basis van een inwendig sturend principe, een ziel die de materie bezielt en in beweging zet, zoals de traditie van Aristoteles leerde. Voetius, maar ook Thomas van Aquino en de meerderheid van de rooms- katholieke en de gereformeerde theologen, hechtten aan de oude opvattingen van Aristoteles, die de wereld ingedeeld zag in een vast aantal soorten. Zij gebruikten het beeld van lichaam en ziel (het bezielend principe) en de doelgerichtheid van alle dingen om veranderingen in deze wereld te verklaren. Descartes vatte de wereld meer op als een machine. Hij leerde de absolute scheiding tussen lichaam en ziel, die slechts mechanisch met elkaar in verbinding stonden.
Voor Voetius was het onacceptabel dat door dit nieuwe denken de wereld gezien werd als een materialistisch opgevatte machine waarin God geen plaats had. Als de wereld één grote machine is waarin alles met elkaar samenhangt, is er in feite geen God meer nodig om de wereld te regeren. Toen in de jaren veertig van de zeventiende eeuw de Utrechtse hoogleraar geneeskunde Henricus Regius al te enthousiast in filosofiecolleges de ideeën van Descartes propageerde, greep rector Voetius in.
„Voor hem was er maar één wijsgerige traditie, namelijk Aristoteles”, zo betoogde prof. Gispen woensdag. Na disputaties over en weer werd het denken van Descartes aan de academie in 1642 in de ban gedaan en mocht Regius alleen maar lesgeven aan de medische faculteit. De Utrechtse vroedschap bekrachtigde de ban in hetzelfde jaar. „Het is echter typerend voor de tolerantie in de Republiek dat al spoedig weer cartesiaanse hoogleraren in Utrecht werden benoemd”, aldus prof. Dorsman.
De universitaire traditie in Utrecht heeft Descartes momenteel hoger in het vaandel dan Voetius. Prof. dr. W. Koops putte zich in zijn slotwoord uit in het prijzen van de kwaliteiten van het cartesiaanse denken. Symbolisch is dat de notoire atheïst dr. H. Philipse sinds enige jaren als hoogleraar in Utrecht doceert.
Prof. Dorsman erkende aan het einde van de dag dat Voetius wel was „ondergesneeuwd” tijdens het symposium. „We moeten hem ook niet als bekrompen en rigide terzijde schuiven. Het denken van Descartes ís ook gevaarlijk gebleken voor de godsdienst van Voetius.”
Desalniettemin ondertekenden de rector en de Utrechtse burgemeester een verklaring waarin de ban van Descartes’ denken herroepen werd. „We bieden Descartes onze eeuwige vriendschap aan. De vrijheid gaat ons ter harte en vrijheid verdraagt zich niet met een verbod.”
„De plechtigheid moet vooral gezien worden als een ludiek gebeuren”, zegt de Utrechtse emeritus kerkhistoricus dr. F. G. M. Broeyer desgevraagd. Dr. Broeyer ziet in het eerherstel toch ook een erkenning van de meerwaarde van de Verlichting, waarvan Descartes een voorloper was. „Het belang van het kritische wetenschappelijke denken, los van geloofsvooronderstellingen, is van groter belang dan het denken van Voetius, die nog geloofde dat de zon om de aarde draaide. Maar Voetius is zeker niet als een verdediger van starre orthodoxie te beschouwen. Hij heeft zijn waarde gehad als man van de Nadere Reformatie en streefde ook in die zin naar vernieuwing van de kerk.”
Buiten, bij de ingang, van het Academiegebouw staat het wapen van de Utrechtse universiteit glorieus boven aan de gevel: ”Zon der gerechtigheid, verlicht ons”. Deze Zon verlicht meer dan het cartesiaanse licht. Van dat licht getuigde Voetius in zijn Utrechtse oratie toen hij vroomheid en wetenschap aan elkaar wilde verbinden. Dorsman hoorde woensdag reeds in de wandelgangen: „Het wordt tijd voor eerherstel voor Voetius.”