Vernieuwing begint bij de kerk zelf
Titel:
”Demonstrant, lobbyist of gesprekspartner? De presentie van de kerk in de samenleving”
Auteur: drs. A. A. van Houwelingen e.a. (red.)
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2004
ISBN 90 435 1001 7, 199 blz.
Pagina’s: € 24,90. Als gemeenschap van Jezus Christus, die Hem belijdt als „Heer en Verlosser van de wereld”, roept de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in haar kerkorde op „tot vernieuwing van het leven in cultuur, maatschappij en staat” (I,6). Het gaat hier dus om wat apostolaat heet of „de presentie van de kerk in de samenleving”, zoals de ondertitel luidt van een bundel ”Leidse Lezingen” die zijn gehouden op 24 november 2004. Na het fusiebesluit op 12 december 2003 en de inwerkingtreding ervan op 1 mei 2004 stort men zich in artikelen, tijdens symposia en in bezinnende publicaties alom op dit thema.
”Demonstrant, lobbyist of gesprekspartner?” is de voor zich sprekende titel waaronder deze bundel Leidse Lezingen verschijnt. De vraag dringt zich op of het niet veel te vroeg voor zulke publicaties.
Hoezeer het thema ook aangelegen mag heten, ik ben geneigd te zeggen dat het allemaal erg prematuur is. Want hoe staat de PKN er zelf voor? Ze is nog maar nauwelijks bekomen van de schrik van de fusie, en alom worden de wonden van de genomen besluiten nog gelikt. Dan worden dit soort bijdragen al gauw bureau- of studeerkamerverhalen van beleids- of spraakmakers.
Bovendien, wat is er vaak nog over van de kerk, bijvoorbeeld in steden of stadswijken? Dr. Martien E. Brinkman wijst er terecht op dat in veel stadswijken in de Randstad de presentie van de PKN tot een uiterst minimum zal zijn gereduceerd: „een klein kapelletje in een ziekenhuis of bejaardenhuis.” En dan spreken over de presentie van de kerk in de samenleving om daar tot vernieuwing te komen? ”Heeft de PvdA een boodschap aan de PKN?” is bijvoorbeeld de ondertitel van de bijdrage van Herman Noordegraaf onder de titel ”Het kruis en de rode vaan in het publieke domein”. Hij heeft nog de pretentie dat de PvdA, onder meer via het Trefpunt van Socialisme en Levensovertuiging, oog krijgt voor de betekenis van levensbeschouwing - inclusief islam en humanisme. Wat hij daarbij als roeping voor de PKN ziet, komt niet verder dan de taak van een sociale beweging.
Bekering
Hoewel ik een- en andermaal met prof. dr. G. C. de Kruijf publiekelijk de degens kruiste over de profétische roeping van de kerk (die hij beperkt tot de naar binnen, tot de gemeente gerichte boodschap van de kerk en bij hoge uitzondering verbreedt tot een publiek getuigenis) kom ik hem in deze publicatie nader als hij stelt dat de kerk met haar belíjden als zodanig oproept tot vernieuwing: „De wijze waarop de kerk vandaag de drieënige God belijdt ís wat zij inbrengt in de cultuur.” En ik val hem ook bij dat dan de kerk in haar getuigenis zich niet primair richt op maatschappelijke instituties maar op personen. Ze richt zich op het léven in de staat, ze wendt zich tot mensen. „De kerk roept op tot bekering, maar niet instituten, alleen mensen kunnen zich bekeren.”
Terughoudend
Vooral ds. W. Dekker (studiesecretaris van de IZB) toont zich terughoudend ten aanzien van de publieke presentie van de kerk. ”De Protestantse Kerk in Nederland. Einde of nieuw begin?” kopt zijn artikel. Omdat het christelijk geloof in onze cultuur in zo’n grote crisis is gekomen, is zijn vreugde over de kerkenfusie getemperd en vraagt hij zich af of de kerk niet eerst zelf een grondige vernieuwing nodig heeft, waardoor het geloof allereerst voor de eigen leden van de kerk weer een zaak wordt van „doorleefde overtuiging”, alvorens ze haar hoge (missionaire) roeping waar kan maken. Hij heeft -onder meer ook gedachtig aan het zogeheten millenniumgebed rond de kanteling naar de eenentwintigste eeuw in de Utrechtse Domkerk- kennelijk meer verwachting van samenwerking van evangelische en orthodoxe christenen uit allerlei denominaties; een mogelijkheid, waarvan hij voorheen „niet gedroomd zou hebben.”
Bovendien is daar als zout in de wonde voor hem nog bijgekomen de recente uitdagende uitspraak van de voorman van het evangelicalisme, Alister E. McGrath in het tijdschrift Beweging over „het einde van het protestantisme.” De toekomst zou, wereldwijd gezien, zijn aan de evangelicalen, het rooms-katholicisme en de oosterse orthodoxie. De kerk als instituut heeft haar tijd gehad, er moet ruimte komen voor de kerk als beweging. Dat vraagt -ook voor Dekker- doordenking van de ambtelijke structuur, juist naar kleine kernen en gemeenschappen toe. Dekker hoopt -en daarin val ik hem bij- dat, als het dan gaat om vernieuwing, er in de verkondiging en het present stellen van Jezus Christus als Heere en Verlosser aan degenen die hem niet kennen een nieuwe theologie wordt geboren, waarin zich het meest eigene van de Reformatie voortzet: het Woord, het vleesgeworden Woord, het geschreven Woord en het gepredikte Woord; culminerend in de rechtvaardiging van de goddeloze.
Want dat meest eigene mag ook in de ontmoeting met de evangelicalen niet teloorgaan. Dekker hoopt ook dat de kerk zo weer een „tegenbeweging” wordt in een samenleving waarin met stuit op de „grenzen van de intolerantie van de kant van diegenen die de eindeloze tolerantie bepleiten” (hij bedoelt wellicht grenzen van de tolerantie).
Hier zou een kritisch betoog op zijn plaats zijn inzake de bijdrage van gereformeerde dr. K. E. Bras, docent spiritualiteit in Kampen, met name waar hij kritisch reageert op de bijdrage inzake gereformeerde spiritualiteit van ds. R. H. Kieskamp in ”Belijden met hoofd en hart”. Hij spreekt van „het vertekende beeld dat geschetst wordt van de mystieke traditie”, waardoor de blik wordt verengd tot „de eigen reformatorische familie” en het betoog „iets sektarisch” krijgt. Als hij hiertegenover dan stelt „de evangelische spiritualiteit” en hij de openheid in dezen bij de IZB waardeert, zou hij met Kieskamp zowel als met Dekker best eens verder in gesprek mogen gaan. Want intussen trekt Bras de grenzen zelf erg ruim.
Verborgen theocratie
Dat brengt me op een laatste onderdeel in dit boek, dat behalve nogal wat hout, hooi en stoppelen ook waardevolle zaken voor bezinning bevat.
De kerk is „heraut van, radar voor en teken van een andere orde”, schrijft dr. H. de Leede, rector van het Theologisch Seminarium Hydepark. Hij laat, kort gezegd, alle grote woorden van de ’grote mannen’ uit de tijd van de hervormde apostolaatstheologie achter zich, zoals dat is samengevat in ”het theocratisch denken”. Maar de zaak zelf komt des te krachtiger bij hem terug als hij komt te spreken over „verborgen theocratie.” Want God regeert. Maar de kerk moet dan niet „te gretig” ingaan op de uitnodiging om „mee te denken” in de problemen van de samenleving. „De kerk moet de spanning juist opvoeren en zout in de wonden van de staat, van de instituties wrijven.” Want „de orde van het Koninkrijk Gods brengt de aardse machten in moeilijkheden.” De kerk is „tot dwarsigheid gelegitimeerd” en moet vanuit de eigen Bron zeggen waar het op staat.
Ik moest hier denken aan twee woorden van de theocraat A. A. van Ruler, namelijk dat we theocratisch kunnen (zullen) leven, ook als we niet theocratisch worden geregeerd en dat het het teken van de theocratie in de eindtijd kan zijn dat het christelijk getuigenis leidt tot het martelaarschap. Enfin, op dit punt is deze bijdrage relevant en actueel, zeker ook gezien de recent losgebroken discussie over de theocratie.