Het zou ons een zorg moeten zijn dat er een generatie van christenen opgroeit die in staat is in de samenleving bij te dragen aan verantwoorde ontwikkelingen. Christenen hebben immers het Woord van God, dat een weg wijst in de verwarrende trends in wetenschap en techniek.
Wie terugdenkt aan de schooltijd, en dan in het bijzonder het onderwijs in de natuurwetenschappen, staat waarschijnlijk het meest bij dat daar de ene wet over de andere rolde. De ene dag de wet van Ohm, dan de wet van Gay-Lussac, vervolgens de wet van Pascal, niet te vergeten de drie wetten van Newton, en zo ging het maar door. Dat wat betreft natuurkunde. Voor scheikunde en biologie was er net zo’n canon van bestaande en algemeen aanvaarde wetmatigheden die aan de leerlingen werd overgedragen. De bedoeling van dat onderwijs was om ons te helpen inzicht te krijgen in hoe natuurlijke processen in de werkelijkheid om ons heen verlopen. De wet van Archimedes helpt ons om te begrijpen waarom sommige dingen blijven drijven en andere zinken.
„Er worden steeds meer uitkomsten van wetenschap naar buiten gebracht die (nog) ter discussie staan”
Op zich een goed streven, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de meesten van ons de werkelijkheid niet echt door die bril bekijken. Met name degenen die natuurwetenschappen gaan studeren, hebben er baat bij. Het is bovendien de vraag of deze inhoud in onze tijd wel de meest noodzakelijke is. Spelen er vandaag in de maatschappij niet allerlei trends rond natuurwetenschappen die vragen om een nieuwe aanpak voor het onderwijs in natuurwetenschappen? Dat geldt voor heel het onderwijs, maar het kon weleens zijn dat er in het bijzonder voor het reformatorisch onderwijs een roeping ligt om daarover na te denken.
Razendsnel
Van 19 tot en met 23 augustus vond in het Leidse Lorentz Center (onderdeel van de universiteit) een internationale workshop plaats onder de titel: 21e-eeuws onderwijs in de natuurwetenschappen. Tijdens die workshop werden enkele hedendaagse trends beschreven die gevolgen zouden moeten hebben voor het onderwijs in de natuurwetenschappen op de basis- en middelbare school. Het zijn met name trends waarmee wij als burgers te maken hebben, wij die met de uitkomsten van natuurwetenschappelijk onderzoek geconfronteerd worden via de media. Ik loop die trends een voor een langs.
„Synthetische biologie, nanogeneeskunde en AI roepen indringende nieuwe morele vragen op”
In de eerste plaats is er een enorme toename van de snelheid waarmee nieuwe technologieën ontwikkeld worden. De tijd tussen twee opeenvolgende versies van een apparaat wordt steeds korter. Het ene model van een mobieltje is nog maar amper op de markt of het volgende dient zich al aan. De ontwikkelingen in de Artificiële Intelligentie (AI) gaan razendsnel. Het wordt voor het onderwijs steeds moeilijker om ze bij te houden.
Een tweede trend is dat er steeds meer uitkomsten van wetenschap naar buiten gebracht worden die (nog) ter discussie staan. De ene dag lees je dat het broeikaseffect het gevolg is van menselijk ingrijpen en de volgende dag dat een andere groep van wetenschappers beweert dat het de zon is die voor opwarming zorgt. Wat moet je daar als burger nu mee? Kan het onderwijs toerusten om te begrijpen hoe verschillende groepen van wetenschappers tot verschillende uitkomsten komen?
Complottheorieën
Een derde trend is de toenemende onzekerheid over de betrouwbaarheid van de informatie die we voorgeschoteld krijgen. Dankzij AI is het mogelijk om nepnieuws, nepfoto’s en nepvideo’s te produceren die zo veel lijken op de werkelijkheid dat ze bijna niet daarvan te onderscheiden zijn. Hoe kun je als burger daarmee leren omgaan? Je kunt tenslotte niet alles wantrouwen, maar evenmin alles voor zoete koek slikken. Kan onderwijs daarin iets betekenen?
De vierde trend is een veranderende maatschappelijke waardering voor wetenschap en technologie. Mede door de tegenstellingen in wat verschillende wetenschappers als ‘bewezen’ naar voren brengen, ontstaat er achterdocht bij de burgers. Complottheorieën voeden die achterdocht gretig. Toch blijven we in allerlei opzichten afhankelijk van wetenschap en technologie. Opnieuw de vraag: kan onderwijs de volgende generatie helpen om daar een weg in te vinden? Als gevolg van de vorige twee trends is er een toenemende polarisatie in de samenleving: òf je bent helemaal aan wetenschap verslingerd òf je verdenkt haar bij voorbaat.
Een vijfde trend is de toenemende interdisciplinariteit in de wetenschap: nieuwe ontwikkelingen vragen steeds meer om een benadering die de grenzen van individuele vakgebieden overstijgt. Ons onderwijs is nog ingericht volgens schoolvakken. Dat ondersteunt zo’n interdisciplinaire benadering niet.
Ten slotte zijn er de vele nieuwe morele vragen die opkomen door 21e-eeuwse wetenschap en technologie. Nieuwe gebieden als synthetische biologie, nanogeneeskunde en AI roepen indringende nieuwe morele vragen op. In het huidige onderwijs spelen die nog een ondergeschikte rol.
Kennis en inzicht
Kortom, het huidige onderwijs staat nog ver af van de behoeften die onze tijd met zich meebrengt ten aanzien van deze trends. Zelfs de meest recente ontwikkeling om meer aandacht te besteden aan de aard van natuurwetenschappen, die inmiddels in de examenprogramma’s staat en langzaam maar zeker in de onderwijspraktijk doordringt, volstaat hier niet. Die gaat immers nog steeds uit van het voorbereid worden voor een natuurwetenschappelijke of technologische studie. Het is een blik van binnenuit en niet die van de burger-buitenstaander die alleen via de media te weten komt wat wetenschap en technologie bedacht hebben.
Allemaal waar, maar waarom zou dit speciaal voor het reformatorisch onderwijs een zorg moeten zijn? Mij dunkt dat het ons een zorg zou moeten zijn dat er een generatie van christenen opgroeit die in staat is in de samenleving bij te dragen aan verantwoorde ontwikkelingen. Christenen hebben immers het Woord van God, dat een weg wijst in de verwarrende hiervoor geschetste trends. Maar kennis van de Schrift moet gepaard gaan met kennis van en inzicht in die trends. Als die kennis er niet is, kan de bijdrage van christenen gemakkelijk onderuitgehaald worden, omdat ze niet berust op een goed inzicht in hoe wetenschap en technologie functioneren. Wil het reformatorisch onderwijs bijdragen aan dat inzicht, dan is meer nodig dan de overdracht van de bestaande en algemeen aanvaarde canon van wetenschappelijke kennis. Dat vraagt van docenten het vermogen om leerlingen toe te rusten om te midden van deze trends verstandig te spreken en te handelen. Het is een mooie uitdaging voor het reformatorisch onderwijs om aan het héle onderwijs te laten zien hoe dat moet.
De auteur is hoogleraar christelijke filosofie aan de Technische Universiteit Delft.