Wall Street sluit gemengd na belangrijke inflatiegraadmeter VS
De belangrijkste Amerikaanse beursgraadmeters zijn vrijdag wisselend gesloten. Beleggers op Wall Street verwerkten bemoedigende nieuwe cijfers die de Federal Reserve meer reden kunnen geven om de rente in het land verder te verlagen. Een belangrijke graadmeter voor de inflatie die vrijdag kwam, was in lijn met de verwachtingen.
Het gaat om de Personal Consumption Expenditure Index (PCE). De Amerikaanse centralebankenkoepel beschouwt dit cijfer als zijn belangrijkste graadmeter voor de prijsontwikkeling.
De Dow-Jonesindex eindigde 0,3 procent hoger op 42.313,00 punten. De brede S&P 500 zakte 0,1 procent tot 5738,17 punten. Zwaargewicht Nvidia drukte op de techgraadmeter Nasdaq, die bij het slot 0,4 procent lager noteerde op 18.119,59 punten. Het AI-chipbedrijf zelf zakte 2,2 procent.
Donderdag profiteerden chipbedrijven nog flink van optimisme over groei in de technologiesector, na goed ontvangen resultaten en verwachtingen van Micron Technology, een chipbedrijf dat sterk profiteert van de groei van toepassingen van kunstmatige intelligentie (AI). Dat concern moest vrijdag iets van de koerswinst op donderdag inleveren en verloor 2,2 procent. AI-chipbedrijf Advanced Micro Devices leverde 1,9 procent in.
Meta zakte een fractie. Beleggers leken niet onder de indruk van de miljoenenboete die het techbedrijf heeft gekregen van de Ierse datatoezichthouder, omdat het concern wachtwoorden van Instagram- en Facebookgebruikers onveilig opsloeg. Daarvoor kreeg het bedrijf vrijdag een boete van 91 miljoen euro opgelegd.
Costco Wholesale zakte 1,8 procent. De groothandelaar presenteerde een tegenvallende omzet over het vierde kwartaal.
Bristol Myers Squibb won 1,6 procent. De farmaceut heeft in de VS goedkeuring gekregen voor de markttoelating van het eerste nieuwe type schizofreniemedicijn in ongeveer zeventig jaar.
De euro was 1,1163 dollar waard, tegenover 1,1159 dollar bij het sluiten van de beurzen in Europa. De olieprijzen stegen door de oplopende spanningen in het Midden-Oosten. Een vat Amerikaanse olie kostte 1,3 procent meer op 68,55 dollar. Brentolie klom bijna 1 procent in prijs tot 72,29 dollar per vat.