„Jan Modaal bestaat niet”
Belasting moet worden geïnd naar draagkracht, daarover zijn politici het eens. Maar slagen beleidsmakers erin om de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen? Nee, zegt oud-staatssecretaris S. van Eijck (Financiën), die dinsdagmiddag aan de Erasmus Universiteit promoveert. „Met koopkrachtplaatjes alleen kun je het effect van overheidsmaatregelen niet meten. En Jan Modaal bestaat niet.”
Sinds de bezuinigingsdrift van het tweede kabinet Balkenende worden burgers weer met koopkrachtplaatjes om de oren geslagen. Tweeverdieners zouden het meest moeten inleveren, ten gunste van modale inkomens met kinderen. Onderzoeksbureau Motivaction rekende recent nog voor dat Nederlandse gezinnen met een inkomen van modaal tot twee keer modaal maar moeilijk rondkomen.
De door het kabinet benoemde voorman voor het jeugd- en jongerenbeleid (Operatie Jong) Van Eijck zeggen zulke discussies over inkomensgroepen weinig. Het zijn gemiddelden, luidt zijn redenering, en niemand is gemiddeld. Dinsdagmiddag promoveert hij op zijn dissertatie ”Het vermogen te dragen”, dat handelt over de effecten van overheidsmaatregelen op de financiële positie van huishoudens.
Dragen Nederlands sterkste schouders de zwaarste lasten?
„Het model dat beleidsmaatregelen doorrekent, geeft een vertekend beeld. Er wordt uitgegaan van het inkomen van personen. Maar op basis van inkomen alleen kun je iemands draagkracht niet bepalen. Dit leidt tot suboptimale uitkomsten. Vergelijk een zojuist afgestudeerde student met een inkomen van een half keer modaal eens met een alleenstaande moeder van drie kinderen die hetzelfde verdient. Bekend is dat personen met een inkomen van een half keer modaal 1 procent van hun koopkracht verliezen. Wat zegt dat in deze situatie? Niets. De overheid rekent inkomenseffecten van beleidsmaatregelen door bij bepaalde inkomensgroepen, maar achter ieder individu schuilt een andere werkelijkheid.”
Hoe komt het draagkrachtbeginsel volgens u beter uit de verf?
„De relatie tussen de effecten van overheidsmaatregelen op de financiële positie van huishoudens moet inzichtelijker worden gemaakt. Het model waar het Centraal Planbureau beleidsmaatregelen mee doorrekent, kijkt vooral naar het inkomen. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat juist ook niet-financiële criteria bepalend zijn voor iemands draagkracht.
Beleidsmakers moeten in plaats van het individu, het huishouden als uitgangspunt nemen. Het is niet het inkomen of het vermogen dat ons bindt, maar tot welke sociaal-economische klasse we behoren of wat de samenstelling van ons gezin is. Op basis hiervan heb ik alle Nederlandse huishoudens verdeeld in zeven groepen, wat meer inzicht geeft. Daardoor verbeteren uitspraken over draagkrachteffecten. Je ziet dan als overheid wat er gebeurt wanneer je aan de knoppen draait.”
Er worden dus op basis van vertekende informatie overheidsbeslissingen genomen. Waarom is een dergelijke indeling niet eerder gemaakt?
„De complicatie is dat moet worden ingezien dat ook niet-financiële factoren in hoge mate iemands draagkracht bepalen. Daarnaast is het zeer complex om alle huishoudens op basis van criteria zoals leeftijd, inkomensbron en gezinssamenstelling onder te verdelen. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat mijn ideeën worden overgenomen. De politiek zit hier op te wachten.”
De invoering van een voor iedereen gelijk belastingtarief, de vlaktaks, is recent geopperd. Wat heeft dit voor gevolgen voor het draagkrachtbeginsel?
„Als de vlaktaks wordt ingevoerd, leidt dat tot een aanpassing van het belastingtarief. Deze moet echter wel worden gefinancierd. De kans is groot dat dit gebeurt door afschaffing van de hypotheekrenteaftrek.
Koopkrachtplaatjes gebaseerd op inkomen zeggen in zo’n geval opnieuw niets. Zo vallen alleenstaande huurders met een inkomen van 21.000 euro op dit moment in het laagste belastingtarief van 34 procent. Wanneer de vlaktaks op 38 procent wordt gesteld, gaan deze 1,6 miljoen personen er fors in inkomen op achteruit. Van stopzetting van de hypotheekrenteaftrek merken ze echter niets. Maar zo’n 1,3 miljoen gepensioneerden in Nederland verdienen ook 21.000 euro en hebben vaak wel een eigen woning. Deze mensen zijn in dat geval twee keer de klos.”
Als LPF-staatssecretaris tijdens het eerste kabinet Balkenende beperkte u regelingen zoals spaarloon en premiesparen. Was dit met de kennis die u nu heeft niet gebeurd?
„Als staatssecretaris ondervond ik het gebrek aan inzicht in beleidseffecten aan den lijve. De maatregelen die u noemt waren echter hoofdzakelijk gericht op de hogere inkomens en maakten deel uit van een breder bezuinigingspakket dat hoe dan ook was uitgevoerd. Wel heb ik destijds ingevoerd dat belastingmaatregelen geëvalueerd dienen te worden. Maar het is een interessant punt. Ik zal de effecten nog eens met mijn model doorrekenen.”