Ook kleinekinderemoties zijn echt en serieus
Titel:
”Dag Boet”
Auteur: Anke Kranendonk
Uitgeverij: Lemniscaat, Rotterdam, 2002
ISBN 90 5637 386 2
Pagina’s: 172
Prijs: € 11,95; Titel: ”Robin is jarig”
Auteur: Sjoerd Kuyper
Uitgeverij: Leopold, Amsterdam, 2001
ISBN 90 258 3464 7
Pagina’s: 121
Prijs: € 12,95;
Titel: ”Ik danste met engelen”
Auteur: Halil Gür; uit het Turks vertaald door Jeroen Aarssen
Uitgeverij: Piramide, Amsterdam, 2001
ISBN 90 245 0896 7
Pagina’s: 165
Prijs: € 13,50.
Volwassenen bagatelliseren ze wel eens, kleinekinderemoties: kleinekinderverdrietjes en idem blijdschapjes. Dat gaat allemaal wel over, zeggen we, zeker als ze straks groot zijn. Maar laten we ons niet vergissen: die emoties zijn zeer echt en serieus. Neem het verdriet van Jasmin uit ”Dag Boet” van Anke Kranendonk.
Pa heeft ruzie op z’n werk en zoekt een andere baan. In de krant wordt een boswachter gevraagd, en dat is iets wat hij altijd heeft willen worden. Grote blijdschap bij pa, groot verdriet bij Jasmin. Want nu moeten ze verhuizen. „Zou het echt waar zijn? denkt Jasmin. Ze draait zich om in haar bed en kijkt naar de gele kastjes. Wil papa verhuizen? Was het maar gisteren, dan bestond de krant nog niet.”
Hoe moet het met haar vriendje Boet, als ze verschrikkelijk ver weg gaan wonen? Aan zoiets belangrijks denkt vader natuurlijk niet. Met Boet heeft ze vlak bij de kerk een geheime hut gemaakt onder een hoge boom. En in die boom woont God. Daarvan is ze zeker. Ze klimt zelfs -heel gevaarlijk- naar boven. De pastoor, de buren, de groenteboer en ten slotte mamma komen toegelopen om haar te redden. „Ik zocht God”, zegt Jasmin. „Maar ik heb Hem niet gevonden.”
Ze besluit dat de verhuizing niet mag doorgaan. Eerst verstopt ze de krant van de advertentie, maar dat haalt niets uit want de sollicitatiebrief is al lang geschreven. Dan probeert ze de pastoor over te halen werk voor haar vader te zoeken, bijvoorbeeld in de tuin van de kerk. Want dat is net zoiets als boswachter zijn. Maar ook dat helpt niet. De verhuizing staat gewoon vast.
Maar eerst gaan ze met z’n allen -Boet ook- naar het boswachtershuis kijken. Jasmin moet toegeven: het ziet er allemaal best wel spannend uit. Beiden beseffen ze dat er ook nog zoiets kan bestaan als logeren bij elkaar. Het zal dus misschien wel overgaan, dat kinderverdriet, maar toch!
Het boek is opgebouwd uit plezierig (voor)leesbare korte hoofdstukjes, elk met een soms verrassende clou, die toch samen één verhaal vormen. Jammer dat er af en toe een bastaardvloekje in de tekst staat, en waarschijnlijk zal de volwassen voorlezer zich moeilijk kunnen vinden in Jasmins ideeën over God en Jezus.
Jarig
Een verjaardag is ook een grote emotie die het kinderleven dagenlang kan beheersen. „Nog vier nachtjes slapen dan… is Robin jarig. Dan wordt hij vijf”, zo begint het nieuwste deel in de Robin-serie -”Robin is jarig”- van Sjoerd Kuyper. En dat herhaalt zich: nog drie nachtjes slapen, nog twee nachtjes, nog één nachtje. Het maakt de spanning merkbaar waarmee naar het grote feest wordt toegeleefd. Natuurlijk, er gebeurt die dagen van alles, ook soms opwindend genoeg, maar op de achtergrond blijft toch ”het grote gebeuren”!
De laatste nacht kan Robin nauwelijks in slaap komen. Als vader en moeder naar bed zijn, sluipt hij naar beneden, naar de huiskamer, waar de cadeautjes klaarliggen. Hij kan de verleiding niet weerstaan één zo’n pakje open te maken. Het is een mooi boek. Hij neemt het mee naar boven, naar z’n bed, en begint het cadeau te bekijken. Moeder betrapt hem. „Als je jarig bent, mag je alles”, zegt Robin. Maar dat feest gaat toch niet door. Het boek wordt weer netjes ingepakt.
De volgende dag wordt zijn ongeduld ruimschoots beloond. Hij krijgt een prachtig feest, met veel visite en veel cadeautjes, en… een heel grote verrassing. Maar dan is „Robin opeens zó moe… Hij wilde knikken naar de moeder van Alexander, maar hij kon niet meer knikken. Zijn hoofd ging nog wel naar beneden maar niet meer omhoog. Daar was zijn hoofd te moe voor. Toen wilde Robin ja zeggen. Maar dat lukte ook niet meer.” Een boek waarin elk kind z’n verjaardagsemoties zal herkennen, al zal menig ouder weinig gecharmeerd zijn van de vieze-woordjes-leukigheid die hier en daar ten beste wordt gegeven. Ook trouwens de zeer verstandige en begrijpende ouders van Robin niet. Daartegenover staat een vaak zeer origineel en speels taalgebruik. „Robin en papa lachen niet, ze giechelen. Nee, ze giechelen niet, ze gniffelen. Want gniffelen als je lacht, is als fluisteren als je praat. Daar wordt geen baby wakker van.” En even verder over diezelfde baby: „Suzes oogjes vallen weer dicht. Heel langzaam. Alsof er twee wolkjes voor twee zonnetjes schuiven.”
Jeugdherinneringen
Een stuk moeilijker in taalgebruik is het boek van Halil Gür, ”Ik danste met engelen”, waarin hij terugkijkt op zijn kinderjaren in Turkije en zijn eigen kinderlijke emoties van toen beschrijft. Ook hier werden ze niet altijd even serieus genomen door de volwassenen. Het is een bundel terugblikverhalen tegen de achtergrond van de Turkse moslimcultuur. Daar moet je je als christenlezer(tje) wel even voor open willen stellen. Zoals de schrijver dat ook zelf doet ten opzichte van de christelijke cultuur.
Halil Gül verblijft sinds 1974 in Nederland en heeft intussen een hele reeks prachtige jeugdboeken op zijn naam staan. „Met deze verhalen,” schrijft hij, „heb ik geprobeerd de toekomst in het verleden te zoeken. Jeugdherinneringen zijn ieder op zich als juweeltjes. Ze houden de mensen een spiegel voor. Niet alleen het verleden, ook het heden en de toekomst liggen erin besloten.”
In de loop van de vijf verhalen maken we kennis met een jongen die zijn wereld ontdekt en langzaam naar de volwassenheid toegroeit. Zijn ouders -vader is dorpsarts- leven in armoedige omstandigheden en Halil kan zich maar weinig weelde veroorloven; een snoepje is er niet bij, dat moet hij op een andere manier zien te krijgen; goede schoenen kunnen z’n ouders niet betalen, hij moet het maar met de lekke afdankers van z’n grote broer doen, enzovoort.
Die armoe veroorzaakte bij Halil allerlei emotionele reacties. Zoals wanneer hij een paar schoenen steelt die tussen andere paren bij de moskee staan. „Dit moest een wonder van God zijn. Het konden alleen engelen zijn die mij in het holst van de nacht zo hadden verrast.” Maar moeder legt hem uit dat het anders is. „Weet je, lieverd, dit zijn de schoenen van mensen die in de moskee hun avondgebed doen. Het is geen schande om iets niet te weten: het is pas een schande als je er niets van leert. Laat ik je dit leren: moslims gaan nooit op schoenen de moskee in. Die doen ze altijd uit op de drempel.”
Zelf zegt de schrijver: „Als een boom jong is, kun je hem nog buigen.” Als kind had hij „altijd al belangstelling voor dingen als toverij, waarzeggerij en mystiek”, en hij geloofde er ook in. Dit speelt in alle verhalen mee, maar het sterkst in het titelverhaal ”Ik danste met engelen”, waar ik als nuchtere lezer Harry Potter-achtige trekjes bespeur die ik niet kan aanvoelen, laat staan begrijpen.