Techbedrijven omlaag op verdeeld Wall Street
De aandelen van techbedrijven gingen maandag in de verkoop op de Amerikaanse effectenbeurzen, waar de ogen gericht zijn op het rentebesluit van de Amerikaanse Federal Reserve op woensdag. De verwachting neemt toe dat de centrale bank de rente met een half procentpunt zou kunnen verlagen, na berichten dat de beleidsmakers een grotere rentestap overwegen om de economie te ondersteunen.
Rentegevoelige techaandelen gingen hierdoor omlaag. Nvidia en Apple verloren 2 en 2,8 procent en Amazon zakte 0,9 procent. Daar kwam voor de iPhonemaker bij dat het aandeel Apple minder gewild werd nadat een analist had gewaarschuwd dat de vraag naar zijn nieuwste iPhone 16-modellen lager is dan verwacht.
De stemming op Wall Street was dan ook gemengd, na de stevige opmars vorige week. De Dow-Jonesindex eindigde de handelsdag 0,6 procent hoger op 41.622,08 punten. De breder samengestelde S&P 500-index steeg 0,1 procent tot 5633,09 punten. Techgraadmeter Nasdaq daalde 0,5 procent tot 17.592,13 punten.
Intel boekte wel een flinke winst. De chipproducent is officieel in aanmerking gekomen voor 3,5 miljard dollar aan overheidssubsidies om halfgeleiders te maken voor het Amerikaanse ministerie van Defensie. Het aandeel klom ruim 6 procent.
Boeing zakte 0,8 procent. De vliegtuigbouwer voert een reeks kostenbesparingen door, omdat zo’n 33.000 medewerkers in fabrieken rond Seattle en Portland sinds vrijdag het werk hebben neergelegd. De staking brengt het herstel van het geplaagde concern „aanzienlijk in gevaar”, aldus financieel topman Brian West. Boeing neemt onder meer de komende tijd geen nieuwe werknemers meer aan en overweegt veel werknemers, managers en leidinggevenden tijdelijk met verlof te laten gaan.
Beleggers verwerkten maandag ook nog de mogelijke moordpoging op de Amerikaanse oud-president Donald Trump zondag bij zijn golfbaan. Daar werd een man aangetroffen met een geweer. De oud-president bleef ongedeerd en de verdachte is gearresteerd. Trump Media & Technology verloor bij het slot 3,8 procent.
De euro was 1,1129 dollar waard, tegen 1,1120 dollar bij het sluiten van de Europese beurzen. De olieprijzen stegen verder. Een vat Amerikaanse olie kostte 2,7 procent meer op 70,48 dollar en Brentolie werd 1,8 procent duurder op 72,92 dollar.