Opinie

Valse wegen naar vrijheid ontmaskeren

Vrijheid is een groot goed.

Althans de christelijke vrijheid, want er is ook veel schijnvrijheid te koop in deze wereld, stelde prof. dr. James Kennedy

4 March 2005 22:21Gewijzigd op 14 November 2020 02:18

vrijdagavond in een lezing over het thema ”Vrijheid: vervloekte zegen”, georganiseerd door ICS Forum voor geloof, wetenschap en samenleving. Een samenvatting van zijn lezing. Vrijheid is veel in het nieuws. De Amerikaanse regering heeft met de inval in Irak de vraag opgeworpen in hoeverre vrijheid afgedwongen kan worden en of de democratie als staatsvorm opgelegd kan worden. Bush doorspekte zijn tweede inaugurele rede met 27 verwijzingen naar freedom en liberty. Ook in Nederland staat vrijheid in de publieke belangstelling. De moord op Theo van Gogh heeft de discussie doen oplaaien over wat vrijheid van meningsuiting en van godsdienst betekent. Moeten we streven naar een onbegrensde vrijheid of kan vrijheid alleen worden beleefd als er duidelijke grenzen worden gesteld?

De noodzaak van grenzen werd recentelijk onderstreept toen het Nederlandse staatshoofd geëerd werd met een eredoctoraat van de Leidse universiteit voor haar bijdrage aan het debat over vrijheid. De rector magnificus prees koningin Beatrix voor haar opvattingen: „Vrijheid is niet alleen een weelde, vrijheid schept ook verplichtingen. Dit is een motief dat al uw denken over vrijheid doortrekt. Zonder verantwoordelijkheid is vrijheid vrijblijvend.” De rector prees haar en prins Claus voor hun „grote betrokkenheid bij ontwikkelingssamenwerking en bij de bescherming van het milieu. Een betrokkenheid die een correctie wil zijn op onbeheerste vrijheid, van een gebrek aan inschikkelijkheid, van verkeerd begrepen eigenbelang.” Beatrix had, evenals haar voorganger Willem van Oranje, begrepen dat vrijheid in „elke context opnieuw in verband moet worden gebracht met verantwoordelijkheid.”

In de Verenigde Staten is vrijheid een verheven ideaal. Burgers zijn in vrijheid geboren en zijn dan ook vrij om hun leven zelf vorm te geven. Amerika is tenslotte het land van de onbegrensde mogelijkheden, het land waarin de vrijheid van meningsuiting haast absoluut is. De linkse criticus Noam Chomsky zei dat Amerika het enige land ter wereld was waar hij zich volledig vrij voelde om te zeggen wat hij dacht. Dit betekent niet dat Amerika onvrijheid verbannen heeft -de gevangenissen zijn overvol, veel mensen ervaren weinig vrijheid door de moeilijke omstandigheden waaronder zij leven, en politiek correct gedachtengoed of rauw conservatisme verhindert, afhankelijk van je woonplaats, soms het uiten van afwijkende meningen in het openbare debat. Maar toch is vrijheid in Amerika iets dat niet aan banden gelegd hoeft te worden. Vele Amerikanen spreken zelden over vrijheid in verantwoordelijkheid. Wanneer Amerikanen het hebben over vrijheid, lijken zij verantwoord gebruik hiervan te veronderstellen.

In tegenstelling daarmee lijkt een sterke Europese traditie zich meer zorgen te maken over het misbruik van vrijheid. Dat zag je al in 1942 met de publicatie van het boek Fear of Freedom door de Duitse psychiater Erich Fromm, waarin hij liet zien dat emancipatie en individualisering vaak gepaard gingen met angst en vervreemding en daarom als zodanig geen garantie waren voor menselijke ontplooiing. Zestig jaar later beklemtoonde de Duitse intellectueel Rüdiger Safranski dat vrijheid niet los gezien kan worden van het menselijke kwaad en dat menselijke vrijheid een riskant karakter heeft. Ook nu lijkt de discussie in Nederland vaak te gaan over het teveel aan vrijheid of over het maken van misbruik van vrijheid. Zo zou er te veel godsdienstvrijheid zijn of te veel vrijheid van meningsuiting. Dit past allemaal binnen een breder Europees patroon, waarin gesproken wordt over de noodzaak van grenzen van vrijheid en verantwoord gebruik van vrijheid. Dat vrijheid belangrijk is zal niemand ontkennen. Het concept is daarom ook een centraal aandachtspunt in de recent gepubliceerde manifesten van niet alleen de VVD maar ook de PvdA. Maar toch hebben Europese begrippen van vrijheid over het algemeen niet hetzelfde verheven en idealistische karakter als de vrijheid die naar voren kwam in de rede van Bush.

Natuurlijk heeft de ondergang van Nazi Duitsland zestig jaar geleden aan beide kanten van de oceaan veel veranderd aan onze benadering van vrijheid. Is vrijheid een ”vervloekte zegen” geworden? En hoe zouden christenen, die de laatste tweehonderd jaar niet veel sympathie leken te hebben voor het streven naar meer en meer vrijheid, hun houding moeten bepalen? Beschouwen wij vrijheid als een zegen of als een vloek?

Onderscheid
Het is essentieel om onderscheid te maken tussen twee verschillende vormen van vrijheid. De eerste is de externe of uitwendige vrijheid, namelijk de politieke en sociale condities die vrijheid voor individuen mogelijk maken. Dit was in de jaren veertig een uiterst belangrijk onderwerp. In 1941 formuleerde Franklin Roosevelt zijn Four Freedoms, die wereldwijde erkenning zouden moeten krijgen: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van honger en schaarste en vrijheid van angst (met dit laatste doelde hij op de behoefte aan vreedzame relaties tussen landen). Men wist in de jaren veertig hoe pril vrijheid kon zijn. Zelfs voor de afloop van de Tweede Wereldoorlog was het vaststellen van de externe condities voor vrijheid een belangrijk politiek speerpunt. Na 1945 kwam dit bijvoorbeeld tot uiting in de opbouw van de verzorgingsstaat in Europa. De Koude Oorlog gaf een extra impuls. Het Westen wilde zijn vrijheid niet alleen veiligstellen door de eigen landen te bewapenen tegen dreiging van het communisme, maar ook door de vrijheid van burgers in eigen land te bevorderen: door burgerrechten te garanderen, en (niet te vergeten) door goede werkgelegenheid en sociale rechten te bieden.

Het is niet verassend, maar wel opvallend, hoe belangrijk ’vrijheid’ was in het Nederlandse publieke discours van de jaren vijftig. Wij denken niet aan dat decennium als de vrije jaren vijftig, maar vrijheid als centraal kenmerk van de rechtsstaat en de samenleving was in ieder geval niet uit de lucht te slaan.

Maar de discussie ging na de oorlog niet alleen over externe vrijheid, over het creëren van omstandigheden waaronder burgers zich vrij konden bewegen. Het impliceerde ook de tweede vorm van vrijheid: de inwendige, interne vorm van vrijheid. Anders gezegd: het ging ook over de vrijheid om een goed mens te zijn, de groeiende vrijheid van een persoon die zich in zijn levenswandel heeft afgekeerd van slechte dingen: losbandigheid, luiheid, et cetera. Deze interne vorm van vrijheid was nog sterk gekleurd door klassieke en christelijke noties over de vrije mens: het was iemand die zich onderscheidde van de normloze massamens die zich nooit ontwikkelde tot volwassenheid. In tegenstelling was de vrije mens - volgens het model van de jaren vijftig - was een deugdzaam burger, die door zelf-discipline een morele vrijheid had verworven die ten dienste gesteld kon worden van de democratische ’gemeenschap’. Nu lijkt deze vorm van interne vrijheid misschien beklemmend, maar destijds werd het gezien als zowel de voorwaarde voor als de uiting van een vrije samenleving.

Beide definities van vrijheid, de externe en de interne, veranderden in de jaren zestig. Men ontdekte -vaak terecht- dat de externe waarborgen van vrijheid inconsequent, onrechtvaardig of ontoereikend waren toegepast. Ze leken bijvoorbeeld in globale context niet te gelden voor de zogenaamde Derde Wereld, voor niet-blanken en vrouwen. Vrijheid in externe zin moest beter en vooral democratischer worden toegepast. De oude gezagsdragers mochten niet langer alleen definiëren wat vrijheid was en voor wie het bestemd was. Dit alles ontketende de Rights Revolution van de jaren zestig en zeventig - die een nieuwe vrijheid gaf door nieuwe rechten te bieden aan een reeks benadeelde groepen: zwarte Amerikanen, studenten (zeker in Nederland), ziekenhuispatiënten en een reeks anderen. Politieke vrijheid mocht zich, net als in de jaren vijftig, verheugen in veel publieke belangstelling. Maar burgers hadden het vertrouwen in het gezag verloren, ze geloofden niet langer dat het de hogere autoriteiten toevertrouwd kon worden om vrijheid voor de mensen te bewerkstelligen.

Dit ging gepaard met een nog radicalere verschuiving als het ging over het inwendige karakter van vrijheid. De morele zelf-gedisciplineerde burger van vlak na de Tweede Wereldoorlog werd in de jaren zestig vervangen door het ”expressive individual”. Inwendige vrijheid betekende dat burgers de zekerheid moesten hebben dat zij niet bang hoeven te zijn om uit te komen voor hun eigen mening, hun eigen voorkeuren, hun eigen geaardheid. De verschuiving naar expressief individualism als bakermat van de vrijheid was natuurlijk al langer gaande. De negentiende eeuwse schrijver Oscar Wilde was misschien één van de bekendste voorlopers. Volgens hem zei Jezus Christus tegen de mens: ”You have a wonderful personality, develop it, be yourself”. Dit denkbeeld is in de jaren zestig door de toenemende welvaart en de democratisering van de samenleving in steeds bredere kring geaccepteerd als een blauwdruk voor de persoonlijke vrijheid. De oude morele contouren leken niet langer een bijdrage te leveren aan vrijheid en emancipatie. De burger was nu kunstenaar geworden, zoals andere historici beweerden, een persoon die vrij moest zijn om zichzelf naar eigen inzichten te ontplooien.

Dat betekende overigens niet dat de nieuwe vrije mens geen verantwoordelijkheden meer had. Het lag min of meer voor de hand dat je bij de vrije vormgeving van je eigen leven aan anderen geen schade zou berokkenen. Bovendien was het solidariteitsgevoel in de jaren zestig in Nederland sterk ontwikkeld, en de vrije mens hoorde dan ook sociaal invoelend te zijn.

De laatste vijftien of twintig jaar (en al eerder in de Verenigde Staten) is het streven naar individuele vrijheid vooral zichtbaar geworden als consumentenvrijheid, waarin de keuzevrijheid van de ’klant’ centraal staat. Dit alles heeft bijgedragen tot een grote nadruk op zelfbeschikking en autonomie in de laatste jaren, waarbij de zelfstandige mens volledig heer en meester is. Dat zelfstandigheid en zelfbeschikking een illusie zijn, doet er niet toe; het is wel een krachtig cultuurideaal geworden. In feite worden de idealen van zelfbeschikking, autonomie en zelfstandigheid, allen vrijheidsidealen, niet langer bekritiseerd.

Grens
Hebben wij de grenzen van de vrijheid bereikt? Deze discussie is de laatste tijd in Nederland ontsponnen. Leerlingen moeten weer normen en waarden meekrijgen en grenzen leren trekken, en het gemoedelijke laisser-aller van het gedogen moet wijken voor goede regelgeving en handhaving. Ook wordt ’vrijheid’ in toenemende mate gezien als een bedreiging voor social capital -als blijkt dat jongere mensen bijvoorbeeld geen ruimte meer willen maken voor vrijwilligerswerk in hun vrijetijdsbesteding, of door de sociale verschraling in de zorg.

Immers, er gaan steeds meer stemmen op om ook de externe vrijheid van mensen meer aan banden te leggen. De wijze waarop bijvoorbeeld bepaalde mensen gebruikmaken van hun recht om lucht te geven aan hun eigen, discriminerende meningen kan niet door iedereen worden gewaardeerd.

Traditionele orthodoxe protestanten voelen zich misschien in het gelijk gesteld. Zij hebben regelmatig hun zorgen geuit over het teveel aan vrijheid en het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef. Orthodoxe christenen hebben in Nederland vaak van zich laten horen als tegenstanders van toenemende vrijheid, zeker als het ging om de vormen van vrijheid die zich openbaarden in de jaren zestig. Is dat terecht?

Voordat we dit kunnen beantwoorden is het belangrijk nog een vraag te stellen, aan allen, ongeacht welk geloof men aanhangt: Waarom eigenlijk zouden we om onze vrijheid geven? Dit is een bijzondere aandachtspunt voor Nederlandse orthodoxe christenen, die wel degelijk (en terecht) het belang hebben gezien van drie vrijheiden: van geweten, godsdienst en onderwijs.

De christelijke traditie leert ons, naar mijn idee, dat een positieve houding ten opzichte van vrijheid niet misplaatst zou zijn. Christenen kunnen het wel eens vergeten, maar hun eigen geloof is een geloof van bevrijding. De Tien Geboden begint met: Ik ben de Heere uw God die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.

Het thema van bevrijding wordt voortgezet in het Nieuwe Testament met de woorden van Paulus aan de Galaten: „Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houdt dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.”

Bevrijding van onderdrukking en zonde zijn zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament belangrijke thema’s, hoewel de kerk over het algemeen heeft meer aandacht gegeven aan de bevrijding van de zonde. Voor Augustinus was bevrijding het zó op Christus gericht te zijn dat lagere verlangens geen kans meer kregen. Het idee dat het christenleven de weg is naar vrijheid is ook terug te vinden in Dante. De pelgrim die door het vagevuur is gekomen is waarlijk vrij geworden, omdat hij voor het eerst meester is van zichzelf is en zijn verlangens rechtgezet zijn. Hij is nu rijp voor het paradijs omdat hij heeft geleerd hoe hij zijn liefde moet ordenen.

Vrijheid is in de christelijke traditie dus duidelijk verbonden met de afsterving van de oude mens. De Franse protestante Suzanne de Dietrich heeft de christelijke vrijheid heel mooi beschreven. Omdat de zonden door God zijn kwijtgescholden, kunnen wij leven zonder terneergedrukt te worden door het verleden. Omdat God ons nabij is in het heden, kunnen wij genieten van de dingen die Hij ons geeft en ons verdriet in Zijn handen leggen. En omdat God de toekomst in zijn handen heeft, hoeven wij geen angst te hebben voor dat wat in het verschiet ligt. God neemt al onze lasten en zorgen op zich en bevrijdt ons daarvan. Als christenen zijn wij bevrijd, maar verlangen ook naar de dag waarop alles nieuw zal zijn en de bevrijding van zonde en verdriet volkomen is.

Binnen deze context van vrije mensen krijgen de Tien Geboden hun gestalte. De theoloog Paul Lehmann zei dat de Tien Geboden geen strafwet was, maar de leefregels van een vrije volk. De Anglicaanse predikante Fleming Rutledge illustreert dit met haar eigen geschiedenis. Zij was grootgebracht in een oud patriciërsgezin in de staat Virginia, waar het hooghouden van de familienaam belangrijk was:

”To be dishonorable was to betray who I was and who my family was. This was not taught by law handed down, it was taught in the context of family identity and belonging. It was reinforced not by thundering legalisms, but by the unthinkability of disappointing the patriarch, my father (and for that matter my great-greatgrandfather Eugene Davis, whose reputation for goodness and rectitude lived on unto the third and fourth generation). The tonality was not ’this is not what you must do or else’, it was ’seeing that you are who you are (a Virginian) this is the way of freedom’. Let me be more specific. I do not for one minute mean to imply that I have never done anything dishonorable; the opposite is true. But in one small respect I can offer an example; I am apparently incapable of shoplifting. I simply can’t do it. Hundreds of opportunities present themselves, but I would rather stay in line at the cash register for an hour than walk off with so much as a pack of lifesavers. My point in telling this is to try to show how freeing it is…I do not have to calculate risk against benefit, I do not have to look around to see if anyone is watching, I do not have to worry about alarms going off. Old-guard Virginians don’t shoplift. That is all there is to it.”

Evenals Fleming Rutlegde zouden christenen ook de eer van God hoog willen houden door zijn geboden te bewaren. Door die geboden te internaliseren, worden wij vrije mensen, die niet meer in staat zijn om een winkeldiefstal te plegen, die een leven leiden zonder angst en vrezen, een leven zonder slavernij. Niet dat wij dit nu al bereikt hebben, maar wij strekken ons daarnaar uit, naar de vrijheid die komt door het houden van God’s geboden.

Kerk
Maar wat houdt dat in voor de wereld buiten de kerk? Heeft deze christelijke notie van vrijheid enige aansluiting bij wat elders gebeurt? In één opzicht is het antwoord nee. Veel mensen buiten de kerk zullen met opgetrokken wenkbrauwen de christelijke noties van vrijheid beschouwen, omdat die zo afwijken van hun eigen interpretatie van vrijheid. als ’de ruimte hebben om zelf keuzes te maken’. En de kerk kan ook haar eigen opvattingen over vrijheid niet opleggen aan anderen. Maar vooral: omdat ’de vrijheid van de christen’ (Luther) zo gericht is op geloof en identiteit in Christus lijkt dit visie van uiterst beperkte betekenis voor mensen met andere levensovertuigingen. Christelijk vrijheid is niet zo makkelijk toepasbaar aan politieke en sociale vraagstukken.

Er bestaat een grote kloof tussen de vrijheid van de christen en ’aardse’ vormen van vrijheid. Maar hier is niet alles mee gezegd. Christenen hebben wel degelijk de taak in deze wereld om bevrijding te brengen bij diegenen die onderdrukt worden, of die onderdrukking nou van aardse of geestelijke oorsprong is. Het is opvallend hoe belangrijk het thema van gevangenschap en bevrijding is in zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Jozef, Simson, Daniël, Johannes de Doper, Paulus - zij hebben allen in de gevangenis gezeten. Engels-Amerikaanse gezangen geven veel aandacht aan de bevrijding van de ’captive’ door God. Denk aan de Battle Hymn of the Republic (’Glory, Glory, Hallelujah…’) waarin wordt gezongen: ’As Christ died to make men holy, let us die to make men free’. (Dat werd later veranderd tot ’let us live to make men free’.)

Aardse en geestelijke onderdrukking (onvrijheid) zijn dan niet zo gemakkelijk te onderscheiden. Het hoeft dus ook geen verbazing te wekken dat invloedrijke christelijke tradities hebben beweerd dat geestelijke vrijheid ook politieke vrijheid met zich mee moet brengen. Ook gereformeerden hebben bijgedragen aan revoluties die een einde wilden brengen aan onderdrukking, omdat zij van mening waren dat geestelijke vrijheid ook tot uiting moest komen in politieke vrijheid. Recent onderzoek heeft laten zien dat gereformeerden niet alleen een belangrijke rol hebben gespeeld in de engelse en de amerikaanse revoluties maar ook tijdens de franse revolutie. Maar ook in de jaren zestig in Nederland waren het vooral christenen die wezen op gevallen van onrechtmatige onderdrukking en ijverden voor politieke vrijheid. En welke noodzakelijke kanttekeningen je ook bij de bevrijdingstheologie in Latijns-Amerika wilt plaatsen, de beweging stelde zich ten doel om de bevrijding door Christus van de zonden zichtbaar te maken in de sociale samenstelling van de samenleving. Ook de civil rights movement in de Verenigde Staten was vooral een religieuze beweging, waarin er voortdurend werd gesproken over de bevrijding door Jezus van de zonde en het bevrijd zijn als burger en mens. Velen kennen de treffende woorden van Martin Luther King aan het einde van zijn I have a Dream speech: ”Free at last, free at last, thank God Almighty, I’m free at last.” Hij citeerde een spiritual, waarin werd de bevrijdende ontmoeting met Jezus in de hemel werd bezongen. Deze vruchtbare wisselwerking tussen externe bevrijding op aarde en interne geestelijke bevrijding van de zonde is een belangrijk patroon in de geschiedenis geweest.

Haantje
Wat heeft dit voor ons te zeggen? Dat een christen haantje de voorste moet zijn als het gaat om de bestrijding van onvrijheid. Vrije mensen die naar hun ultieme bevrijding smachten, willen ook de vrijheid van anderen bevorderen, in geestelijke en in aardse zin. De kerk eist zelf vrijheid om het evangelie te preken, maar omdat die vrijheid haar zo dierbaar is, wil ze ook anderen vrijheid gunnen. Daarom is het ook het beste christelijke inzicht dat aan de vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting (overigens twee van Roosevelt’s Four Freedoms) niet getornd mag worden. Het betekent ook dat wij ons zouden moeten inzetten voor burgerrechten, dat wij ons bekommeren om gevangenen (daarom ben ik een groot voorstander van de Prison Ministries van Chuck Colson in de Verenigde Staten, waarin christenen zich inzetten voor helpen van gevangenen). Het betekent ook dat wij oog hebben voor onderdrukte minderheden, vooral christelijke minderheden, maar ook andere (en veel Nederlandse kerken houden zich dan ook bezig met de opvang van asielzoekers, mensen die vrijheid zoeken). We kunnen ook denken aan de bewoners van verpleeg- en verzorgingstehuizen, die gekluisterd worden aan het bed omdat niemand tijd heeft om zich in te zetten voor hun vrijheid. Christenen die willen strijden tegen onderdrukking, zullen ook in onze vrije samenleving genoeg werk te doen hebben.

Tegelijkertijd betekent het dat wij valse wegen naar vrijheid moeten ontmaskeren; wegen die vrijheid beloven maar geen vrijheid bieden. Wij kunnen begrijpen dat moslims zich vaak onvrij voelen in dit land omdat andere Nederlanders blijkbaar de mening zijn toegedaan dat vrouwen die sluiers dragen niet volledig vrij zijn en dat ze pas echt vrij zouden zijn als ze rond zouden lopen in minirokken. Wij moeten beducht zijn voor valse veronderstellingen van vrijheid die in de westerse consumentencultuur voorkomen. Als je luistert naar de reclameboodschappen en hoopt vrijheid te vinden door aankopen te doen en verre reizen te maken, dan heb je nooit genoeg en blijft de vrijheid altijd ver weg. Er zijn veel meer verleidingen in onze ’vrije’ samenleving die uitnodigen tot slavernij: denk aan coffeeshops, prostitutie, gokhallen. Christenen hebben een rol om deze bedreigingen op de vrijheid te ontmaskeren.

Christenen hebben dus een andere visie op vrijheid dan de gangbare. Maar chistenen zouden niet vijandig moeten staan tegenover het menselijke verlangen om vrij te zijn. Uiteindelijk is er niet teveel vrijheid in deze wereld, maar te weinig, zowel in externe als interne zin. De definities van vrijheid zijn eerder te schraal dan te gul. Vrijheid moet onze belangstelling blijven behouden. God heeft ons geroepen om vrij te zijn. En het siert ons allen om aan die vrijheid te werken totdat wij allen waarlijk vrij zullen zijn.

voetnoot (u17(De auteur is hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer