Meditatie: Trouw en waarachtig
Genesis 25:1 en 12
„En Abraham voer voort en nam een vrouw, wier naam was Ketura. (…) Dit nu zijn de geboorten van Ismaël, de zoon van Abraham, dien Hagar de Egyptische dienstmaagd van Sara Abram gebaard heeft.”
Genesis 25:1 en 12
We moeten letten op het verschil dat Mozes laat zien tussen de kinderen van Abraham. We hebben al eerder gezien dat al de nakomelingen die hij bij Ketura had, in een ver land woonden.
Wat Ismaël betreft: die woont op zichzelf, tamelijk dicht bij het land Kanaän, maar toch geldt hij voor een verworpene. Want de erfenis die aan Izak was toegezegd, moest voor hem blijven.
In de eerste plaats wordt van Ismaël gezegd dat hij twaalf zonen had die zich zó vermeerderd hebben, dat er twaalf volken uit zijn voortgekomen. Daar zien we uit dat God er goede reden toe had om tegen Zijn dienaar Abraham te zeggen dat Hij om Zijnentwil aan Ismaël toch iets als een zegen zou geven. Maar die zou vergankelijk en onbestendig zijn: het voornaamste bleef voor Izak. Zo heeft God Zich door alles heen trouw en waarachtig betoond in de belofte voor dit tijdelijke leven.
Als God Zijn waarheid en trouw al wil laten uitkomen in de wereldse dingen die voorbijgaan en enkel een schaduw zijn die verdwijnt, zoals Paulus zegt, hoeveel te meer dan als het om beloften van veel groter belang gaat, zoals wanneer Hij ons roept tot de erfenis van het Koninkrijk der hemelen! Denken we soms dat we daar bedrogen mee kunnen uitkomen, als we op Hem vertrouwen? Zo moeten we dus winst doen met deze tekst.
Johannes Calvijn,
predikant te Genève
(”Dertien preken over de verkiezing van Jakob en de verwerping van Ezau”, 1562)