Meditatie: Het kwaad
Spreuken 22:3
„Een kloekzinnig mens ziet het kwaad en verbergt zich, maar de slechten gaan henen door en worden gestraft.”
****De bruid belijdt heel vurig: „Als U mij niet trekt, zal ik van U afgetrokken worden.” Zij is niet zoals de stille hoer in de stad, die zich op haar gemak voelde en gestenigd moest worden om haar zondige toegeeflijkheid en omdat ze niet om hulp geroepen had (Deuteronomium 22:24). Kort gezegd, in de slechtste tijd kan deze maagd nog zeggen: „Wie heb ik nevens U in de hemel?” En als ze misleid is en gevangengehouden wordt, zal ze zodra ze weer vrijkomt, zeggen: „Ik zal opstaan en tot Mijn eerste Man gaan, want toen was het mij beter dan nu.”
Nu zijn er ook andere maagden, die worden dwaas genoemd. Maar dezen zijn wijs. Hun wijsheid blijkt in de eerste plaats uit het feit dat ze wat ver is dichtbij brengen. Ze durven de stoel des gewelds niet nabij te brengen, terwijl ze de boze dag verre stellen (Amos 6:3). Ze denken dagelijks over de oordeelsdag na, hoe vreselijk deze overdenking ook is en hoe afschrikwekkend deze dag hun ook voorkomt. Dit is een deel van de wijsheid die God van ons eist: „O, dat zij wijs waren, zij zouden dit vernemen, zij zouden op hun einde merken” (Deuteronomium 32:29). „Een kloekzinnig mens ziet het kwaad en verbergt zich, maar de slechten gaan henen door en worden gestraft” (Spreuken 22:3).
_William Huntington,
predikant te Londen
(”De wijze en de dwaze maagden”, 1835)_