Meditatie: Trekkende liefde
Hooglied 1:4a
„Trek mij, wij zullen U nalopen.”
De genegenheid van de bruid voor haar koninklijke Bruidegom wordt hevig beproefd. Velen die een verbond met de satan gesloten hebben, spannen zich in om haar Bruidegom in haar ogen te vernederen en te verlagen, zodat ze minder achting voor Hem zal hebben en zij wedijveren met Hem om haar genegenheid. Veel vorige minnaars zitten voor haar deur en liggen bij iedere hoek op de loer om haar in hun netten te vangen. Ze zeggen: „Laat ze ontheiligd worden en laat ons oog schouwen aan Sion. Maar zij weten de gedachten des HEEREN niet” (Micha 4:11-12). Noch de satan, de verleider van de beginne, noch een van zijn handlangers, noch Izébel de afgodendienares, noch Babylon de hoer kon voor altijd haar genegenheid van haar Verbondshoofd vervreemden of haar liefde uitdoven zodat ze Hem zou prijsgeven en zich aan de boezem van een vreemde zou drukken. Zij kunnen haar er niet toe brengen om andere minnaars te volgen, hun bed te begeren of zichzelf aan een ander te openbaren en zich zo onder het oordeel te plaatsen, want een vrouw die de band van het huwelijk verbreekt, zal geoordeeld worden. Nee, zij laat geen geoorloofde liefde tot een ander schepsel uitgroeien tot ongeoorloofde genegenheid zonder deze te beteugelen, te verwerpen en zich ertegen te verzetten, zodat ze veel liever uitroept tot haar Man: „Trek mij en wij zullen U nalopen.”
_William Huntington,
predikant te Londen
(”De wijze en de dwaze maagden”, 1835)_