„Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE.”

Al blijft het hier donker, de eeuwigheid zal het goedmaken, en dan zal er tijd genoeg zijn om u eeuwig te verkwikken in de zalige en dierbare nabijheid van God en onder het gezelschap van al de gelukzaligen.

Nog even een woord aan zulke vromen, die telkens met David kunnen zeggen: „Hij verkwikt mijn ziel”. Volk van God, zoek te houden wat u hebt. Ga veel in uw eenzame binnenkamer, en bid om de gedurige verkwikkingen van de Heere. Roep gedurig: „Verhef Gij over ons het licht uws aanschijns, o HEERE!”.

Wat is het hier al zalig, om die verkwikkingen des Heeren te ondervinden. Als dit hier al zo zalig is, wat zal dan de zalige eeuwigheid voor u opleveren! Daar zal het de volle inzameling zijn, waarvan u hier de eerstelingen geniet. Daar blijft een zoete rust over voor al het volk van God. En daarom mag u blij zijn, dat uw dagen hier al beginnen te korten. Elke dag brengt u al nader bij de hemelse rust. Verblijd u dan in de Heere, en juich over uw zalig erfgoed, dat voor u bewaard wordt in de eeuwigheid, en toon met al uw gedrag, dat u een dienaar van de Heere bent.

Nu, ik hoop dat de Heere dit woord nog zegenen zal, tot Zijn eer en tot zaligheid van arme zondaren, om Zijns Zoons wil!

Wulfert Floor,
oefenaar te Driebergen

(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)