In de eerste drie maanden van dit jaar zijn 267 aanvallen op dieren vastgesteld. Dat zijn er ruim drie keer zoveel als in dezelfde periode vorig jaar, toen het ging om 77 aanvallen. In vrijwel alle gevallen hadden de landeigenaren geen hek of prikkeldraad om hun grond staan of andere preventieve maatregelen genomen om schade door wolven tegen te gaan.

„Zolang we schapen niet beschermen, hebben de wolven een hele makkelijke hap”, zegt Linnartz, die met het platform als missie heeft om „conflictarm” met de wolven in Nederland te kunnen samenleven. De aanvallen op schapen komen voornamelijk van jonge, zwervende wolven uit buurlanden.

In tegenstelling tot Maurice La Haye, wolvenkenner en teamleider land- en zeezoogdieren bij de Zoogdiervereniging, denkt Linnartz niet dat het aantal aanvallen in de loop van de tijd zal afnemen als de dieren hun territorium beter leren kennen en weten waar prooidieren als herten en zwijnen te vinden zijn. Want zo zegt hij, daar worden dan ook weer jongen geboren die gaan zwerven. „Jonge wolven leren dat schapen een makkelijke prooi zijn. Dat moeten we ze afleren, anders blijft een deel van hen ook op latere leeftijd aanvallen”, zegt hij. Dat kan bijvoorbeeld door hekken met schrikdraad te plaatsen of kuddebeschermingshonden te gebruiken. „Het liefst nog een combinatie van deze twee.”

Volgens Linnartz laten resultaten in Duitsland en België zien dat schapen met de juiste wolfwerende maatregelen goed beschermd kunnen worden. „Natuurlijk is het niet zo dat het nooit meer mis kan gaan, maar als je het op de juiste manier doet, stoppen de wolven grotendeels met jagen op schapen.”

Net als La Haye pleit ook Linnartz voor betere ondersteuning van agrariërs vanuit de overheid. Behalve subsidies moet er ook meer ingezet worden op voorlichting en professionele hulp. „De overheid zou schapenhouders proactief moeten gaan benaderen en hen voorlichten over wat ze kunnen doen om hun dieren te beschermen”, zegt hij. „Zo bereik je een veel groter deel, waardoor uiteindelijk steeds meer mensen bereid zijn te investeren in preventieve maatregelen.”