Advocaat van de natuur
Titel:
”Natuurgenot schenkt levensvreugd. Jac. P. Thijsse. Een biografie”
Auteur: Sietzo Dijkhuizen
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005
Pagina’s: 352
Prijs: € 11,50/19,95. Deze week verscheen de lang verbeide biografie over de man die de Nederlanders tijdens de twintigste eeuw leerde zien hoe wonderbaarlijk mooi de natuur is: Jacobus Pieter Thijsse (1865-1945). De auteur van deze biografie is Sietzo Dijkhuizen.
Bij een biografie over een inspirerende en alom gewaardeerde man als Jac. P. Thijsse zijn de verwachtingen uiteraard hoog gespannen. De belofte van elke biografie is dat je dichter bij het onderwerp van de levensbeschrijving komt, dat het levensverhaal van iemand als Thijsse nog meer inzicht in zijn motieven verschaft dan je daarvoor bezat. Inderdaad bevat deze biografie vele interessante bijzonderheden die ik niet kende, zoals over de reis die het echtpaar Thijsse in 1930 naar Nederlands-Indië maakte om daar hun zoon te bezoeken. Andere archiefvondsten zal ik verderop in dit artikel noemen. Dijkhuizen heeft voor zijn biografie dankbaar gebruikgemaakt van de archieven van de Heimans en Thijsse Stichting. Ietwat teleurstellend vind ik de geringe aandacht in deze biografie voor Thijsse’s eigen stijl van vertellen. Juist die mooie stijl had Dijkhuizen gedetailleerder moeten beschrijven, geïllustreerd met raak gekozen teksten uit de vele boeken die Thijsse over de natuur schreef. Dit laat onverlet dat het een heel aardig boek is geworden met een grondige historische verdieping.
Doorslaggevend voor het leven van Jac. P. Thijsse was het tuintje dat hij door zijn ouders bij hun huis in Grave (nabij Nijmegen) ter verzorging kreeg toegewezen. In het Verkade-album ”De bloemen in onzen tuin” (1926) geeft Thijsse al meteen aan het begin een beeld van de tuintjes die bij de afzonderlijke leden van het gezin behoorden: „Het is nu al meer dan vijftig jaar geleden, dat wij allemaal ons eigen tuintje hadden, Willem, Jan, Karel en ik. De tuintjes waren elk een paar vierkante meter groot en lagen zij aan zij tegen den wit gekalkten blinden oostmuur van ons huis. Een pad ging er langs en aan de andere zijde van dat pad was een meidoornhaag met een poort er in, een poort van houten latwerk, waar de dagbloem over heen groeide. Dat was de toegang tot moeders tuin, die natuurlijk grooter was en veel mooier dan de onze. Altijd was het er vol van bloemen en nu, na zoveel jaren, zie ik ze nog allemaal en ik ruik hun geuren en voel het fluweelige of het wasachtige of papierachtige van de bloemblaadjes.”
Onderwijs
Thijsse’s loopbaan als onderwijzer wordt door Dijkhuizen mooi in kaart gebracht. Ko Thijsse, zoals toen zijn roepnaam was, wilde onderwijzer worden en dat werd hij ook, beginnende op de Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen aan de Nieuwe Prinsengracht in Amsterdam. Op deze kweekschool krijgt Thijsse les in de Geschiedenis der Natuur van dr. C. Kerbert, de man die later directeur van Artis zou worden. Kerbert neemt zijn leerlingen mee de natuur in om ter plekke de planten en de dieren te bestuderen. Dat principe van het aanschouwelijke onderwijs wordt later het handelsmerk van onderwijzer en leraar Jac. P. Thijsse.
Na zijn opleiding en een korte periode als onderwijzer in Amsterdam wordt Thijsse hoofd van de School met Uitgebreid Leerplan in Den Burg op Texel. Na anderhalf jaar de school op Texel te hebben bestuurd en zelfs het verschijnsel ”zwemles” op het eiland te hebben ingevoerd, trouwt Thijsse in 1891 met Helena Bosch. Zij worden lid van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente, een afsplitsing van de Evangelisch-Lutherse Gemeente in Amsterdam.
Op Texel houdt Leen Thijsse het niet uit. Ze heeft heimwee naar Amsterdam en om die reden verhuist het gezin in 1892 naar Amsterdam waar Jac. P. Thijsse hoofdonderwijzer wordt. Voor Thijsse is het een verlies dat hij de prachtige natuur van Texel moet verlaten, maar de terugkeer naar Amsterdam blijkt een bijzondere ontmoeting met zich mee te brengen. Een collega-onderwijzer, Eli Heimans, heeft uitgesproken ideeën over het onderwijs over de natuur en vraagt Jac. P. Thijsse om zijn compagnon te worden bij het schrijven van een serie instructieve boekjes over de natuur onder de titel ”Van vlinders, bloemen en vogels”. Het werd een uitstekende samenwerking tussen Heimans en Thijsse, zo sterk zelfs dat de beide namen als duo een soort keurmerk werden van enthousiaste, begrijpelijke, boeiend geschreven inleidingen in de wondere wereld van de natuur in Nederland.
Natuurbescherming
Dijkhuizen laat in zijn biografie zien dat de jaren 1902-1922 de echte bloei-jaren in het leven van Jac. P. Thijsse zijn. Hij krijgt een baan als leraar aan een middelbare school, is zeer actief bij de oprichting van verenigingen zoals de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland op 22 april 1905 en is een zeer vruchtbaar schrijver van artikelen en boeken. De kroon op zijn loopbaan is het eredoctoraat in de wis- en natuurkunde dat hem in 1922 door de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam wordt toegekend.
Oppervlakkig gezien lijkt het of het in het leven van Jac. P. Thijsse altijd van een leien dakje ging. Het tegendeel is waar. Dijkhuizen vertelt over het schoolsysteem in Amsterdam van rond 1900 dat een strakke indeling op grond van de ouderbijdrage hanteerde en daarom in hoge mate via een scheiding van sociale standen was georganiseerd. De armoede onder de vierde stand moet in het Amsterdam van toen groot zijn geweest. Hoe kweek je als onderwijzer bij de leerlingen liefde voor de natuur aan, wanneer alles in hun leven in het teken van overleving en zelfbehoud staat?
Met de eerbied voor de natuur als Gods schepping stond het er in 1900 maar droef voor in Nederland. Natuurbeheer en natuurbescherming waren tijdens de jaren dat Heimans en Thijsse met hun activiteiten begonnen geen algemeen geaccepteerde belangen. De plannen van de stad Amsterdam om van het ”nutteloze” Naardermeer een vuilstortplaats te maken, spreken boekdelen. Bovendien was de zorg voor de natuur in die dagen vooral een hobby van goed gesitueerden en onder hen heel in het bijzonder van welgestelde dames die tijd over hadden.
Om deze redenen streden Heimans en Thijsse op twee fronten. Zij moesten zich van een plaats verzekeren binnen een elitaire groep van natuurbeschermers waar zij qua komaf niet bij hoorden. Ten tweede moesten zij de gewone man zover zien te krijgen dat hij de schoonheid en de waarde van de natuur ging inzien en ervaren. Op beide fronten hebben Thijsse en Heimans successen geboekt. Ze brachten het tot een erkende plaats binnen redacties -bijvoorbeeld van het blad De Levende Natuur- en in diverse besturen. Hun handzame boekjes beleefden menige herdruk. Evenals zijn oudere collega en vriend hield Jac. P. Thijsse van de natuur en binnen de wereld van de natuur heel in het bijzonder van de vogels. Beiden brachten deze liefde in de vorm van verhalen op hun leerlingen over. Uit getuigenissen van leerlingen van Thijsse blijkt zonneklaar dat zij feilloos aanvoelden dat het gevoel van hun meester voor bomen, planten en dieren waarachtig en aanstekelijk was.
Verkade-albums
Jac. P. Thijsse was onvermoeibaar als schrijver over de natuur. Voor zijn vrouw was het wel eens moeilijk om te accepteren dat haar man dikwijls meer voor zijn passie dan voor zijn gezin leefde. Thijsse schreef in dagbladen als het Algemeen Handelsblad, in weekbladen als De Groene Amsterdammer en in echte natuurbladen als het genoemde De Levende Natuur. Zijn filosofie was dat de ontmoeting met de natuur gevoel voor schoonheid, eerbied voor de veelvormigheid en het vernuft van planten en dieren en niet in de laatste plaats een zedelijke, morele verheffing van de mens en van de maatschappij als geheel tot gevolg zou hebben.
Het verheven ideaal van morele verbetering van de mens en van de samenleving heeft Thijsse het meest kunnen verwezenlijken met de boeken die hij voor de firma Verkade in Zaandam schreef, van het seizoensalbum ”Lente” (1906) tot ”Onze groote rivieren” (1938). Terecht merkt Dijkhuizen op dat het sparen van de bij de albums behorende plaatjes aan de albums een bijzondere meerwaarde verleende. Thijsse heeft dit als zijn vruchtbaarste activiteit ervaren. Eind 1944 schrijft hij aan de heer Verkade: „In de beschavingsgeschiedenis van Nederland hebben de Verkade-albums een blijvende plaats.”
Deze biografie over Jac. P. Thijsse heeft mij een helderder profiel van de grote advocaat van de natuur gegeven dan ik had. Het is mij duidelijk geworden dat zijn ware hartstocht de ontmoeting met de levende natuur gold. Het huwelijk van Jac. P. en Leen was goed ondanks haar terechte klacht dat hij altijd aan het werk of aan de wandel was. Over zijn religieuze gevoelens en denkbeelden had ik graag iets meer gehoord. Waarom spreekt deze gelovige man zo weinig over de Schepper van de natuur? Ook komt de reis naar Indië er wel erg karig van af. Daarover moet in de nagelaten papieren van Thijsse ongetwijfeld meer te vinden zijn.
Politiek
Na het overlijden van Leen in 1938 begint het leven voor Jac. P. Thijsse in het teken van het afscheid te staan. Tijdens de bezetting door de Duitsers probeert hij in zijn woonplaats Bloemendaal met man en macht in de nabijheid van zijn boeken en van de Bloemendaalse Thijssehof, een aan hem opgedragen natuurgebied, te blijven. Een leven zonder de directe aanraking met de natuur was voor de bejaarde Thijsse onvoorstelbaar. Deze richting van zijn hele wezen maakte hem inschikkelijk naar de Duitse bezetter toe. Er valt begrip voor zijn houding op te brengen en toch is het spijtig dat Thijsse niet alerter was in politiek opzicht.
Het duurzame beeld van Jac. P. Thijsse is echter dat van een zeer aimabel mens, gezegend met een warm gevoel voor humor, bezield door een authentieke bewondering voor de rijkdom van Gods schepping. Het is en het blijft een genot om zijn opstellen en boeken te lezen. Nee, het is geen wonder dat de Verkade-albums in onze tijd een begeerd verzamelobject zijn geworden. Je krijgt er gewoon niet genoeg van.