Cultuur & boeken

Populaire held uit Holland

Titel:

W. B. Kranendonk
2 March 2005 13:38Gewijzigd op 14 November 2020 02:17

”Hans Brinker of De zilveren schaatsen”
Auteur: Mary Mapes Dodge, vert. Anita van der Ven, met nawoord van Ewoud Sanders
Uitgeverij: Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2005
ISBN 90 253 0878 3
Pagina’s: 319
Prijs: € 14,95. Hans Brinker, het moedige ventje dat zijn mollige duim in een gat in de dijk stak en Holland behoedde voor een overstroming, heeft nooit bestaan. Maar hij is wel springlevend in de gedachten over Nederland van Koreanen, Russen en Amerikanen. Dankzij de dikke duim van de Amerikaanse schrijfster Mary Mapes Dodge.

„Holland is een van de vreemdste landen onder de zon. Je zou het net zo goed Raarland of Apartland kunnen noemen, want hier is alles anders dan in andere delen van de wereld”, schrijft Mapes Dodge in haar fameuze boek ”Hans Brinker of De zilveren schaatsen”. De stelling is een soort rechtvaardiging voor haar bundel fantasieverhalen over de belevenissen van Hans en Greetje in het land dat eigenlijk onder de zeespiegel zou moeten verdwijnen. Als er tenminste geen dijken waren.

De dijken lijken in het boek van de negentiende-eeuwse Amerikaanse vertelster zo ongeveer het fascinerendste wat Nederland te bieden heeft. „Enorme dijken en dammen zijn aangelegd om de zee erbuiten te houden.” En daarachter verzinkt het land in een geweldige diepte. Volgens Mapes Dodge ligt de kiel van een schip in het water soms beduidend hoger dan de daken van de woningen achter de dijken. En: „De ooievaar die naar haar jongen vliegt op de nok van een huis mag dan wel het idee hebben dat haar nest buiten gevaar is, maar de kwakende kikker die rondspringt tussen de lisdodden is dichter bij de sterren dan zij.” „Wat is nou Holland - het land of het water?” vraagt de schrijfster zich af. Haar slotsom: „Eigenlijk is het hele land een doordrenkte spons.”

Heldendaad
In die geweldige strijd tegen het water speelde een achtjarig ventje de heldenrol. Deze jeugdige zoon van een sluiswachter uit de buurt van Haarlem moest op een dag pannenkoeken gaan brengen bij een alleenwonende vriend van de familie. Op de terugweg merkte hij dat het opeens snel donker werd en dat een zware regenbui het water buiten de dijk in rap tempo deed wassen.

Plotseling zag hij een gat waar het water doorheen sijpelde. Als sluiswachterszoon was hij zich bewust van het dreigende gevaar van een dijkdoorbraak. Hij wist dat een klein gat snel groter kon worden. Zonder zich te bedenken stak hij zijn duim in de opening waardoor de zwellende waterstraal gestopt werd. Verkleumd door de kou en doornat van de regen moest hij tot het morgenlicht van de volgende dag wachten. Pas toen kwam er hulp. Zo kon een dramatische watersnood voorkomen worden.

In het boek van Mapes Dodge verricht overigens niet Hans Brinker deze heldendaad. Het verhaal is een vertelling die wordt gedaan binnen het kader van de belevenissen van Hans en Greetje Brinker. Maar al snel kwam dit huzarenstukje op het conto van Hans Brinker zelf te staan.

Sinds de publicatie van het kinderboek van Mapes Dodge in 1865 is de moedige Hansje Brinker voor veel Amerikanen de Hollandse held. Samen met tulpen, klompen, kaas en molens staat hij symbool voor dat merkwaardige Europese landje dat voor een groot deel aan de zee is ontrukt en dat continu alert moet zijn op overstromingen. Want dat is volgens de burgers van de Verenigde Staten het grote gevaar voor de Nederlanders. Dat de gemiddelde lengte van de Hollander ook meer is dan die van andere wereldburgers heeft daar volgens hen ook alles mee te maken. Mocht het water de overhand nemen, dan kunnen zij met hun rijzige gestalte nog altijd het hoofd boven water houden.

Broodschrijfster
De mythe van Hansje Brinker zou wellicht nooit zijn ontstaan als Mary Mapes Dodge niet op jonge leeftijd weduwe was geworden. Deze in 1831 geboren Amerikaanse trouwde op twintigjarige leeftijd met de vijftien jaar oudere advocaat William Dodge uit New York. Na zeven jaar huwelijksgeluk bleef zij met twee kinderen als weduwe achter. Om in het levensonderhoud te kunnen voorzien besloot zij te gaan schrijven. „Ik schrijf om mijn brood te verdienen”, zei ze ooit in een interview.

In 1865 kreeg zij het verzoek om voor de krant ”Independent” een reeks kinderverhalen te schrijven. Voor Mapes Dodge was meteen duidelijk dat deze reeks in Holland moest spelen. Een belangrijke overweging voor deze beslissing was dat ze enkele jaren eerder met veel plezier ”The Rise of the Dutch Republic” van de Amerikaanse historicus John Lotrop Motley had gelezen.

Daarnaast had ze contacten met de Nederlandse immigrantenfamilie Scharff, die in 1845 naar Amerika was verhuisd. Adriaan Scharff kwam uit Amsterdam; zijn vrouw uit Haarlem. Zij vertelden Mapes Dodge persoonlijke herinneringen en details over het leven in Holland. Met die ingrediënten ging de schrijfster aan de slag en uit het mengsel van ”Wahrheit und Dichtung” ontstond: ”Hans Brinker of De zilveren schaatsen”.

Aarzelingen
Zoals de Nachtwacht van Rembrandt de opdrachtgevers niet kon bekoren, zo was de uitgever van ”Independent” niet geporteerd van de verhalenreeks. De vertellingen waren volgens de courantier te lang en vanwege hun historische karakter niet geschikt voor jongeren. Achteraf zullen hij en zijn erfgenamen daarvan spijt als haren op hun hoofd hebben gehad, gesteld dat een weelderige dos hun kruin bedekte. Ook de uiteindelijke uitgever, John O’Kane, had zo zijn aarzelingen. Pas na veel aandringen en om de auteur niet te bruuskeren besloot hij ”Hans Brinker” te publiceren.

Het boek heeft O’Kane geen windeieren gelegd. Binnen een jaar waren er in de VS meer dan 300.000 exemplaren verkocht. En al spoedig verschenen er vertalingen in het Frans, Italiaans en Duits. Later volgden edities in meer dan tien andere talen. Hansje Brinker groeide wereldwijd uit tot een onuitroeibaar misverstand over Nederland. Een voorbeeld: „Menig Rus van boven de veertig krijgt bij het horen van het woord ”Holland” een dromerige blik en mompelt zacht ”Hans Brinker””, schreef een Russische kinderboekenrecensent nog maar een goed jaar geleden.

Holland-gekte
Dat Hans Brinker in Amerika binnen korte tijd een immens populaire held werd, had alles te maken met de Holland-gekte die de VS in de tweede helft van de negentiende eeuw in de greep had. In 1876 vierde het land zijn eerste eeuwfeest en daarbij gingen de Amerikanen op zoek naar hun roots. Dat die vooral in Engeland te vinden waren, kwam de Amerikanen toentertijd om allerlei redenen minder goed uit.

Holland was een waardig alternatief. Het was het gewest waar de Pilgrim Fathers hadden gewoond. En Peter Stuyvesant had onder de naam Nieuw-Amsterdam de stad New York gesticht. Voor Amerikanen stond Holland model voor moed en durf. Deze interesse in de Lage Landen bracht een stroom aan publicaties over de Nederlandse kustgewesten op gang.

Het is niet bepaald de bedoeling van Mapes Dodge geweest de heldenmoed van de Hollanders te propageren. Het ging haar er veel meer om de Amerikaanse jeugd te informeren over het leven van de mensen achter de dijken en over hun geschiedenis. Al speelt Hans natuurlijk van tijd tot tijd een heldenrol en blijft Greetje enigszins op de achtergrond. Greetje is bescheiden, meestentijds kwetsbaar, slechts af en toe enigszins gewaagd ondeugend. Maar zo hoorden meisjes aan het eind van de negentiende eeuw zich volgens de publieke opinie nu eenmaal te gedragen. De feministen lagen toen nog in de wieg.

Het boek over Hans en Greetje was voor veel Amerikanen inderdaad informatief. Schaatsen, sinterklaasfeest, de Nachtwacht, de belegering van Leiden, de Hollandse properheid, alles komt aan de orde. Ook de zondagse kerkdienst. „Het geluid en de bedrijvigheid van de stad waren tot rust gekomen en heldere zondagsklokjes verkondigden gezegende, rustige gedachten.” De „vreemde gewoonte” wordt beschreven dat de mannen en de jongens plaatsnamen in een comfortabele zijbeuk, terwijl de vrouwen in het middenschip van de kerk zaten. „Evenzo is het merkwaardig dat tijdens het zingen plotseling een klein zakje met onderaan een belletje voor je neus heen en weer beweegt. Het zakje zat aan een lange stok die werd vastgehouden door een van de ouderlingen van de kerk.” Mapes Dodge noemt dit een „wel heel directe manier om gevoelens van liefdadigheid op te wekken.”

Zo verwondert ze zich er ook over dat mannen hun hoed tijdens de dienst ophielden of hem afnamen, al naar gelang het hun uitkwam. Zij legt een buitenlandse bezoeker in de mond dat dit toch wel heel oneerbiedig is. Maar relativerend besluit ze de beschrijving van deze Hollandse dienst met: „Er bestaat nog altijd een engel van verdraagzaamheid, die ons vaak een heleboel problemen zou kunnen besparen als we hem maar in ons hart binnenlieten.”

Vreemde munt
In Nederland moest Hans Brinker lang wachten op een doorbraak. De eerste vertaling werd in 1867 drastisch herschreven door de Amsterdamse hoofdonderwijzer Pieter Jacob Andriessen. Van het oorspronkelijke werk bleef niet veel meer over dan een geraamte. Andriessen: „Had ik ’t werkje van Dodge vertaald, ik zou tal van dwaasheden hebben moeten debiteeren, waarvoor mijn jeugdige lezeressen en lezers mij zeker op de vingers zouden hebben getikt en die men in den vreemde voor goede munt opneemt; daar men ’t natuurlijk niet beter weet.”

Ze weten niet beter! Dat is wat Nederlander nog altijd denken als men elders op de wereld ons land verbindt met tulpen, klompen, molens en kaas. En met Hansje Brinker natuurlijk. Misschien maar goed ook, kunnen we inmiddels wel denken. Want het romantische beeld van onschuldige kaasmeisjes en boeren op klompen dreigt inmiddels plaats te maken voor het imago van een drugsverslaafde met een stickie in zijn mond. Nog maar enkele jaren geleden publiceerden onze oosterburen een prent van het Hollandse kaasmeisje met een joint tussen haar lippen. Dan is het veel leuker om in de heruitgave van het boek van Mapes Dodge te bladeren, dat in uitstekende vertaling en pentekeningen allerlei nostalgische gevoelens oproept.

Natuurlijk valt er veel op het verhaal van Mapes Dodge af te dingen. Haar informatie is onvolledig, soms onjuist, en heeft romantiserende trekjes. Daarbij zij wel bedacht dat ze slechts over beperkte bronnen beschikte. Maar haar fantasieën maakten haarzelf en Holland beroemd.

Dankzij Hansje Brinker brak Mapes Dodge door als schrijfster. Drie jaar na het verschijnen van haar verhalen over Holland werd zij samen met Harriet Beecher Stowe (de schrijfster van ”De negerhut van oom Tom”) redacteur van het tijdschrift ”Hearth and Home”, om kort daarna hoofdredacteur van het kindertijdschrift ”St. Nicholas” te worden. Tweeëndertig jaar bleef zij op die post. Maar Hansje Brinker bleef haar troetelkind.

Doorbraak
En Hans Brinker zelf? Zijn naam in Amerika en in de wereld was al aan het begin van de twintigste eeuw gevestigd. Maar in Nederland liet zijn doorbrak lang op zich wachten. Toen na de Tweede Wereldoorlog steeds meer Amerikaanse toeristen naar Nederland kwamen, waren zij teleurgesteld dat geen Hollander de plek kon aanwijzen waar Hansje zijn duim in het dijkgat had gestopt. En dat was volgens hen toch echt gebeurd.

Om aan deze deceptie een eind te maken besloot het Bureau voor Toerisme een standbeeld te plaatsen op de Woerdersluis bij Spaarndam. Op 8 juni 1950 onthulde prinses Margriet dit beeld van een geknielde jongen met een vinger in de dijk. De plaquette vermeldt: „Opgedragen aan onze jeugd als huldeblijk aan de knaap die symbool werd van de eeuwigdurende strijd van Nederland tegen het water.” Een beeld van een knaap, niet van Hansje Brinker. Geen stenen statuur voor een fantasiefiguur, ook al zijn ze wereldberoemd. „Hollanders zijn nuchtere mensen”, schreef Mapes Dodge.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer