Gekozen formateur vreemde eend in Nederlandse bijt
Het idee in het Liberaal Manifest van de VVD om de kabinetsformateur voortaan te kiezen, is niet realistisch, aldus Menno de Bruyne. In de Nederlandse constitutie past een gekozen formateur gewoonweg niet.
Lange tijd was het vooral D66 dat een patent had op allerlei leuk klinkende, maar in de Nederlandse politieke praktijk onwerkbare staatkundige vernieuwingen. Het lijkt erop dat de VVD bij het Nederlands octrooibureau langs is geweest om dat patent van de democraten over te nemen. Neem het voorstel in het Liberaal Manifest om de formateur voortaan te laten kiezen. Het vernieuwingsvoorstel is minstens zo oud als D66, en, niet onbelangrijk, het werkt gewoon niet.
Fiasco
Het idee om de minister-president te laten kiezen, hetzij direct, hetzij via het nu door de VVD ingeslagen omweggetje van de gekozen formateur, is al ontelbare keren en in veel variaties aan de orde gesteld. Meestal kwam dit type staatsrechtelijke probeerseltjes uit de koker van D66, de PvdA en wat nu GroenLinks is. Even afgezien van vooroorlogse suggesties werd het in deze categorie meest ver gaande voorstel al in 1964 gedaan, door de latere D66’er mr. J. F. Glastra van Loon. Hij pleitte voor de rechtstreeks door het volk gekozen minister-president.
Het minst ver gaande voorstel was dat van de door het ’vernieuwingsvirus’ besmette christen-democraat Kolfschoten, die het in 1971 zowaar voor elkaar kreeg dat vanaf dat moment de Tweede Kamer de formateur zou aanwijzen. Het liep al bij de eerste de beste poging uit op een fiasco. Kort na de bekendmaking van de uitslag van de kamerverkiezingen van 1971 debatteerde de Tweede Kamer een complete dag over de aanwijzing van de kabinetsformateur. Het resultaat van dat dagje delibereren was een Babylonische spraakverwarring en een hele hoop heisa, maar géén gekozen formateur. De in de Tweede Kamer vertegenwoordigde fracties konden het niet eens worden over een gezamenlijke kandidaat. Met hangende pootjes moesten de fractievoorzitters daarna alsnog hun opwachting maken op Soestdijk, waar Hare Majesteit al gereed zat om alsnog de aftrap te geven voor de formatie…
Vreemde figuur
Verbazingwekkend was deze afgang niet. Sceptici van deze staatkundige nieuwigheid hadden dit al voorspeld. Het Nederlandse kiesstelsel en de erop gebaseerde parlementaire verhoudingen zitten nu eenmaal zo in elkaar dat er altijd coalities moeten worden gesmeed tussen partijen die met elkaar op voet van gelijk(waardig)heid onderhandelen.
Alleen al dat feit maakt dat de ene partij niet of niet al te veel onder wil doen voor de andere, dus ook niet voor de voorman van ’de concurrentie’. Niet voor niets is de Nederlandse minister-president de eerste onder zijns gelijken. Als hij zich te veel verheft boven de collega’s, geeft dat scheve gezichten en dito verhoudingen, met alle gevolgen van dien. Wordt de formateur (minister-president) gekozen, dan zal deze zich vroeg of laat ontpoppen als een soort Duitse Bundeskanzler of Britse prime minister. Alsof Nederland daarop zit te wachten.
Een door de kiezers op het schild getilde kabinetsformateur (premier) is daarom een vreemde figuur in de Nederlandse constitutionele bijt. Het hele (door de liberaal Thorbecke ooit zorgvuldig vormgegeven) stelsel is gebaseerd op de gedachte dat de regering verantwoording dient af te leggen aan het gekozen parlement - niet aan de kiezers.
Welke nadelen daar ook aan verbonden mogen zijn, tot op heden heeft dat in Den Haag prima gewerkt, wat populistische volksredenaars en hun napraters ons ook willen doen geloven. De gekozen formateur (premier) zet dit in Nederland beproefde stelsel te veel onder druk en zal per saldo nadelig uitpakken voor de rol en betekenis van de volksvertegenwoordiging, die tegenover een door de kiezers aangewezen minister-president minder in te brengen heeft. Begrijpelijk dat kamervoorzitter Weisglas, zelf VVD’er, vorige week om deze reden al aan de bel trok bij Van Aartsen.
Rare constructies
De gekozen formateur werkt ook niet. Tot welke rare constructies dat leidt, zal de praktijk uitwijzen. Het is namelijk goed mogelijk dat de keuze van de kiezers wat de formateur betreft niet spoort met de krachtsverhoudingen in het parlement. Neem de verkiezingen van 2003. Met een beetje geluk en politieke rekenarij bij links had Wouter Bos het bij die verkiezingen kunnen schoppen tot de gekozen formateur. Dat zou, met een onwillig CDA en een even onwillige VVD, op een debacle zijn uitgelopen. Bos zou het uiteindelijk niet hebben gered, met de voorspelbare kater bij de kiezers tot gevolg.
Trouwens, er is toen ook wel degelijk eerst gesleuteld aan een kabinet-Balkenende/Bos, maar dat liep op niets uit. Stel dat beide heren door de kiezers wél tot elkaar waren veroordeeld, dat zou pas echt een ramp voor het land zijn geweest. Eén keer eerder is op die manier een kabinet gestart, het fameuze vechtkabinet-Van Agt/Den Uyl in 1981. Het viel al voor het er was, en na de reanimatie volgden er acht verloren maanden van achterdocht en uiteindelijk slaande ruzie, waarna het alsnog misging.
Onpartijdig
Van Aartsen voerde onlangs een pleidooi voor meer nationale bewustwording en trots. En passant deed de VVD-aanvoerder een goed woordje voor meer kennis van de Nederlandse geschiedenis. Bravo, zou ik zeggen. Maar wel met de toevoeging dat kennis van de staatkundige geschiedenis van ons land daar ook uitdrukkelijk bij hoort - voor politici al helemaal. En dan zal blijken dat de huidige manier om kabinetten te formeren zo gek nog niet is.
Kort samengevat: laat koningin Beatrix maar schuiven. Zij doet al jaren naar ieders tevredenheid de openingszet op het politieke schaakbord. Dat doet ze weloverwogen en nadat ze eerst alle partijen heeft gehoord. Dat is wel zo eerlijk. En er is in Nederland coalitieland per slot van rekening niemand die zo getraind is in onpartijdigheid als de Koningin.
De auteur is voorlichter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.