Vogeltrekkaarten laten risico’s op botsingen met windmolens zien
Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) hebben met behulp van radarsystemen de vogeltrek boven Noord-Holland in kaart gebracht. Ze denken dat hun inzichten kunnen helpen om te voorkomen dat trekvogels aan hun einde komen tussen de wieken van windmolens.
Het onderzoek is gebaseerd op metingen met een speciale vogelradar in dierenpark Artis en weerradars van het KNMI, waarmee ook vogels gedetecteerd kunnen worden. Om de vogeltrek in kaarten te vatten, hebben de wetenschappers gegevens van zes jaar gebruikt.
Tijdens de trekperiodes in het voor- en najaar vliegen vogels vooral ’s nachts massaal over. In najaarsnachten worden de hoogste aantallen gemeten: gemiddeld 43 vogels per vierkante kilometer. Ter vergelijking: overdag in het voorjaar telden de onderzoekers gemiddeld slechts vier vogels per vierkante kilometer.
Ook de plekken waar de meeste en de minste vogels vliegen, zijn door de radarmetingen zichtbaar gemaakt. Echte ‘hotspots’ zijn West-Friesland, de Kop van Noord-Holland en Texel. Ook aan de zuidkant van Amsterdam vliegen relatief veel vogels.
Volgens de makers van de kaarten kunnen deze gegevens van pas komen bij het zoeken naar geschikte locaties voor windturbines, of bij het nemen van voorzorgsmaatregelen om trekvogels te beschermen. In periodes waarin ze in groten getale overvliegen, kan er bijvoorbeeld voor worden gekozen om de windmolens tijdelijk stil te zetten.
In het onderzoek is gekeken naar vogels die hoger dan 50 meter vliegen en lager dan 200 meter. Vooral vogels die op ‘rotorhoogte’ vliegen, lopen risico’s op botsingen met windmolens. Afhankelijk van het weer vliegt ’s nachts tussen de 39 en 65 procent van de gemeten vogels in die gevarenzone.