Gek op roestende auto’s
Vroeger vond hij het maar een vies klusje: auto’s tegen roest behandelen. Zijn aversie sloeg echter om in een passie. Vandaag de dag staat Jan van Egmond landelijk bekend als redder van klassieke auto’s. Menige eigenaar van een Alfa Romeo, een Britse sportwagen of een Citroën DS, de zogenaamde snoek, zag de werkplaats van Van Egmond in Alphen aan den Rijn vanbinnen. „Auto’s hebben het in Nederland zwaar te verduren.”
Voorzichtig duwt Jan van Egmond een endoscoop, een soort videocamera aan een dun snoertje, in het zijscherm van een auto. Een fel licht aan het uiteinde zorgt ervoor dat op een videoscherm precies is te zien hoe het er vanbinnen uitziet. Stukje bij beetje gaat de camera verder. Ruimtes in het voertuig waarvan de eigenaar waarschijnlijk geen weet heeft, worden zichtbaar. „Dit is een lasnaad”, becommentarieert Van Egmond. „De dorpels van deze auto waren helemaal doorgeroest. Een plaatmaker heeft ze volledig vervangen.”
Alles draait bij Van Egmond om roest. Om precies te zijn: de preventie ervan. Aan de behandeling van een beetje roest begint hij nog wel. Voor volledig gecorrodeerde vehikels is er echter geen redden meer aan. Een zorgvuldige keuring van een voertuig is dus noodzakelijk. Zaterdags om de twee weken keurt Van Egmond daarom auto’s van potentiële klanten, om te kijken of een behandeling nuttig en nodig is. Vaak zijn het zorgvuldig gekoesterde pronkstukken die alleen in de zomer uit de garage komen.
De keuring is voor eigenaren een spannend moment. Ieder gebrek in het voertuig komt naar boven. Van Egmond: „Het gebeurt dikwijls dat iemand beweert een schadevrije auto te hebben. Onderzoek brengt al snel de nodige deukjes aan het licht, die meer of minder vakkundig zijn weggepoetst. In sommige gevallen is reparatie mogelijk. Roest kan echter ook zo hevig toeslaan dat een behandeling niet meer helpt. Voor zo’n klant kan een onderzoek van zijn auto een fikse domper betekenen.”
Klimaat
De antiroestbehandeling bij Van Egmond is niet uniek. In Nederland houden tientallen bedrijven zich met soortgelijke zaken bezig. Wel is de methode in Alphen aan den Rijn uniek in haar soort. Van Egmond ontwikkelde zelf beschermende producten, omdat hij over bestaande middelen niet tevreden was. „Auto’s in Nederland krijgen het zwaar te verduren. Het klimaat hier is op den duur voor iedere auto funest.”
De Alphenaar begon in 1970 met een garagebedrijf in het naburige Aarlanderveen. Een antiroestbehandeling was in die tijd zo’n beetje standaard bij de aflevering van een nieuwe auto. Van Egmond waagde zich er aanvankelijk niet aan. Het leek hem een vies werkje. Hij verdiende liever zijn geld met de verkoop van auto’s. „Een vertegenwoordiger van Dinitrol, een bedrijf dat allerlei smeermiddelen produceert, maakte me er uiteindelijk warm voor. Na een paar jaar was ik fulltime met antiroestbehandelingen bezig en verkochten we de garage.”
Gek genoeg is niet de antiroestbehandeling zelf zo’n smerig werkje, zegt Van Egmond. Hij wijst naar een deel van de garage waar een duidelijk niet al te schone snoek staat. „Bepaalde delen van die auto’s zijn soms tientallen jaren niet schoongemaakt. Je wilt niet weten wat voor troep daaruit komt.” Om de voertuigen grondig te kunnen reinigen, ontwierp de Alphense ondernemer eigenhandig hulpstukken voor de hogedrukspuit. Zoals een roterende kop die op een bijna 2 meter lange buis geschoven kan worden. „Daarmee kun je kokerbalken en moeilijk bereikbare delen van de auto schoonmaken.”
Zand
De schoonmaak levert vaak informatie op over de geschiedenis van de auto. Aan de kleur van het zand dat uit de carrosserie komt, is bijvoorbeeld te zien in welke omgeving het voertuig gereden heeft. „In auto’s uit Zuid-Frankrijk tref je vaak rood zand aan, klassiekers uit Californië bevatten wit zand. Als iemand beweert een auto uit een dergelijk droog gebied te hebben gekocht en er alleen maar modder en klei uitkomt, weet je dat er iets niet klopt.” Van Egmond zegt ook bij Nederlandse auto’s verschillen te zien. „Voertuigen uit de kustprovincies roesten meer. Het is daar vochtiger.”
De producten waarmee Van Egmond auto’s inspuit, ontwikkelde hij na ervaring te hebben opgedaan met antiroestbehandelingen in ballasttanks van schepen. „Die staan vaak bloot aan zout water. Het is daarom heel belangrijk die goed te beschermen.” Eerder gebruikte hij meer algemene roestbeschermers. „Daar was ik niet tevreden over. Het ene middel is te dik en komt niet in alle hoeken en gaten, het andere blijft niet goed zitten.” Van Egmond ontwikkelde de methode waarop hij inmiddels het alleenrecht heeft: de Van Egmond-Dinitrol-behandeling. Kortweg komt die neer op een dunne, roeststoppende vloeistof die tot in alle hoeken van de carrosserie doordringt. Daar overheen gaat een beschermende, vettige coating. „Daarmee moet elk onderdeel van de auto weer en wind kunnen doorstaan.”
Klassiekers
De laatste jaren neemt Van Egmond vrijwel alleen klassiekers onder handen. Dat was ooit anders. In de jaren ’70 kreeg vrijwel iedere nieuwe auto een behandeling. Doordat autofabrikanten zelf steeds meer deden aan preventie van roest, werd dit steeds minder nodig. Tegelijkertijd kwamen er meer liefhebbers van oude auto’s. „Al zie ik de laatste tijd weer meer nieuwe auto’s. Ik heb de indruk dat fabrikanten vandaag de dag zuiniger zijn met antiroestbehandeling. Momenteel staat hier zelfs een gloednieuwe Landrover. De eigenaar kreeg notabene van zijn garage het advies om zijn wagen te laten behandelen. Dat wil wat zeggen. Als je echt zuinig bent op je auto is een antiroestbehandeling toch wel de beste garantie dat je auto goed beschermd is.”