Ouderschapsplan mag geen formaliteit zijn
Er moet snel verandering komen in de huidige wantoestanden rondom omgangsregelingen. Dat was kortweg de stelling van mr. Ruud Luchtenveld enige tijd terug in deze krant. Mr. drs. A. M. Slootweg
valt op dat er enerzijds niets nieuws onder de zon is en dat anderzijds de weerbarstige problemen waarmee men zich in de praktijk geconfronteerd ziet, wel heel gemakkelijk gepasseerd worden. Aanleiding voor de huidige publiciteit over de problemen rondom omgangsregelingen is het wetsvoorstel van Donner met betrekking tot het ouderschapsplan. Dit wetsvoorstel komt er in het kort op neer dat ouders die scheiden verplicht worden afspraken over verzorging, ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen vast te leggen in een ouderschapsplan. Daarnaast is omgang tussen de niet-verzorgende ouder en het kind niet langer een recht, maar een plicht. Wanneer ouders onderling niet in staat zijn afspraken te maken, dient door tussenkomst van een bemiddelaar toch een ouderschapsplan tot stand te komen.
Op dit moment hebben ouders die besloten hebben tot echtscheiding twee mogelijkheden. De eerste is dat zij ieder een eigen advocaat zoeken. In dat geval blijft de aandacht voor de kinderen beperkt tot drie vragen: Wat wordt het ouderlijk huis? Welke bijdrage in het levensonderhoud moet de ouder waar de kinderen niet wonen, betalen? Hoe komt de omgangsregeling tussen de niet-verzorgende ouder en de kinderen eruit te zien?
De tweede mogelijkheid is dat ouders samen naar een advocaat-scheidingbemiddelaar gaan. In dat geval wordt vaak in feite al een ouderschapsplan opgemaakt. Dit gebeurt vaak op basis van het zorgmodel van Cees van Leuven. Cees van Leuven is een advocaat-scheidingsbemiddelaar die zich, eerder dan politieke leiders, bewust was van het grote belang van praktische afspraken tussen ouders over alles wat de kinderen aangaat. Om die reden heeft hij het zorgmodel ontwikkeld, dat nu door veel van zijn collega’s gebruikt wordt.
Het zorgmodel
Met het zorgmodel wordt aan ouders eerst een aantal vragen gesteld aan de hand waarvan ze psychologisch klaargestoomd worden voor het maken van praktische afspraken. Vervolgens komt een veelheid aan praktische vragen aan de orde: Waar wonen de kinderen? Wie brengt de kinderen naar school? Wie gaat met ze naar de kapper? Met wie gaan ze op vakantie? Welke beslissingen nemen ouders zelfstandig en over welke beslissingen hebben zij overleg?
Een pikant voorbeeld van het laatste is een pubermeisje dat een piercinggaatje wil en haar moeder om toestemming vraagt. Pleegt moeder eerst overleg met vader of staat ze dit zelfstandig toe? Over al dit soort onderwerpen wordt in het kader van het zorgmodel gesproken. Op die manier bereiken ouders overeenstemming onder leiding van een mediator over alle onderwerpen van het leven met de kinderen.
Kemphanen
Het ouderschapsplan zoals Donner dat wil invoeren, brengt voor ouders die scheiden via een advocaat-scheidingsbemiddelaar die het zorgmodel toepast dan ook weinig verandering. Het enige verschil is dat het plan vanaf heden in het geding moet worden gebracht.
Voor deze ouders zal Donner zijn voorstel dan ook niet primair bedacht hebben. Hij heeft juist de zogenaamde ’kemphanen’ op het oog, de ouders die niet meer op een goede manier met elkaar kunnen communiceren. Deze ouders kiezen op dit moment niet voor bemiddeling omdat het voor hen kortweg onmogelijk is om nog op een normale manier te communiceren.
De vraag is of ten aanzien van deze ouders het wetsvoorstel niet te idealistisch is. Van ouders wordt verwacht dat zij zelf een ouderschapsplan maken en dat bij problemen een bemiddelaar wordt ingeschakeld. In de praktijk zijn er echter nog steeds situaties waarin bemiddeling strandt of niet eens wordt geprobeerd. In dit soort gevallen bestaat het risico dat het ouderschapsplan, als het al totstandkomt, een formaliteit wordt waaraan beide ouders zich niet van plan zijn te gaan houden. Het is de vraag of het voorstel van Donner hiervoor een oplossing biedt.
Harde maatregelen
Op het eerste gezicht wekt Ruud Luchtenveld, die op 25 januari 2005 op deze pagina schreef, de indruk dat hij hierover dieper heeft nagedacht. Hij heeft immers sancties uitgedacht voor het geval ouders zich niet aan de afspraken houden. Beide partijen moeten dan naar de rechter kunnen. De rechter kan de partij die zich schuldig maakt aan het niet naleven van de afspraken veroordelen tot de volledige proceskosten en gebieden in het vervolg wél de afspraken na te komen. Bij blijvende weigerachtigheid moet de rechter steviger maatregelen kunnen nemen, zoals het opleggen van een dwangsom.
Hier rijst echter een ander groot probleem. Gesteld dat een vader de omgangsregeling niet wil nakomen. Om een proceskostenveroordeling te voorkomen zal hij zijn kind tegen wil en dank ophalen. Maar is een kind hiermee gebaat? Het zal zich te veel voelen bij vader. Welk belang wordt hier gediend?
Dit is overigens ook een vraag die gesteld kan worden bij het voornemen van Donner om van omgang een plicht te maken. Wanneer de niet-verzorgende ouder kortweg geen interesse heeft in zijn kind, hetgeen uiteraard bijzonder schadelijk is, moet hij dan gedwongen worden tot omgang? Het gevolg is dat het kind tijdens ieder omgangsmoment wordt geconfronteerd met de desinteresse van de niet-verzorgende ouder.
Dwang
Een ander probleem in het voorstel van Ruud Luchtenveld is dat hij de omgangsregelingen wil uitbannen. Uitgangspunt moet zijn co-ouderschap. Dat houdt in dat de kinderen 50 procent van de tijd bij de ene ouder en 50 procent bij de andere ouder doorbrengen. Slechts bij grote praktische belemmeringen kan daarvan worden afgeweken.
In de praktijk blijkt dat echter dat, ondanks het feit dat sprake is van een positieve beeldvorming rondom co-ouderschap, dit vaak helemaal niet in het belang is van het kind. In de praktijk is het nog steeds vaak zo dat een van de ouders hoofdkostwinner is. Deze hoofdkostwinner kan de kinderen niet 50 procent van de tijd opvangen. Dit leidt ertoe dat er voor oppas gezorgd moet worden, terwijl de andere ouder wel beschikbaar is. Er ontstaat dan een zeer onnatuurlijke en onwenselijke situatie.
Daarnaast gaat hij hier voorbij aan de wilsovereenstemming van de ouders. Wanneer ouders een omgangsregeling overeenkomen in plaats van co-ouderschap omdat zij hier beiden de voorkeur aan geven, dan is het onwenselijk en zinloos hen te dwingen tot een andere vorm. Wanneer ouders gedwongen worden tot zaken waar ze niet achterstaan, schiet wetgeving haar doel voorbij. De nieuwe wetgeving is immers gericht op het belang van het kind, maar dan ontstaat opnieuw het risico dat het kind ’kind van de rekening’ wordt!
Het ouderschapsplan is een prachtig uitgangspunt en getuigt van een juiste politieke denkrichting. Er moet echter dieper nagedacht worden over de wijze waarop wordt voorkomen dat het plan voor ruziemakende ouders een formaliteit wordt. Ook moeten er passende sancties komen als de afspraken niet worden nageleefd.
Vooropstaat echter de wilsovereenstemming van de ouders. Ouders moeten niet gedwongen worden tot regelingen waar ze beiden niet achterstaan. Wanneer wilsovereenstemming de basis is en het ouderschapsplan goed wordt neergezet, zullen sancties overigens nog zelden nodig zijn.
De auteur is advocaat en pedagoog.