OpinieToegespitst

Het Wilhelmus kun je ook zingen zonder vroom te blijven

„Muziek is het beste geschenk van God”, zei Maarten Luther in een van zijn tafelgesprekken. „En satan haat muziek”, voegde hij eraan toe.

26 April 2024 16:27
Koren zingen de koninklijke familie toe in 2005 in Den Haag. beeld RD
Koren zingen de koninklijke familie toe in 2005 in Den Haag. beeld RD

Het zal weer galmen, in deze dagen rond Koningsdag en Bevrijdingsdag: „Mijn schild ende betrouwen/ zijt Gij, o God mijn Heer’,/ op U zo wil ik bouwen,/ verlaat mij nimmermeer.” En bij de volgende zin, „da-hat ik toch vroom…”, trillen de stembanden nog wat sterker.

Muziek is in staat om emoties te bedwingen –opnieuw een uitspraak van Luther–, maar maakt ook emoties los. In een eeuwenoud kerkgebouw speelt de organist het Wilhelmus in een gedragen tempo, op het schoolplein klinken vlotte kinderstemmen. Een en hetzelfde lied klinkt bij de nationale Dodenherdenking en bij internationale sportwedstrijden. De een zingt het met een brok in de keel en pinkt een traan weg van verdriet, de ander voelt tintelingen in z’n nek en ervaart een diepe verbondenheid met het koningshuis. Een derde krijgt kippenvel terwijl zijn wangen glimmen van nationale trots.

Matthäus Passion

In mijn vorige bijdrage aan de rubriek Toegespitst ben ik ook ingegaan op de gevoelens die muziek kan losmaken. Sommige lezers vroegen zich verontwaardigd af waarom ik de uitvoering van de Matthäus Passion als voorbeeld gebruikte. Waarom nam ik niet de koren van Martin Mans op de korrel, of de Katwijkse Mannenzang?

Kennelijk is mijn betoog gelezen als kritiek op Bach en daarmee raak je een open zenuw. Dat was uiteraard niet mijn doel: ik wil niets afdoen aan de genialiteit van dit monumentale muziekstuk,  de Matthäus Passion, en evenmin aan mannenzangen. Het ging mij bij de Matthäus om één specifieke stelling: muziek maakt gevoelens los en die moeten we niet verwarren met geloof. Immers, ook niet-christenen bewonderen dit diepgeestelijke muziekstuk en hebben zulke emoties. Dat muziek gevoelens oproept, geldt niet alleen voor concerten van André Nieuwkoop, maar ook voor die van André Rieu. Hoe verschillend die ook zijn, in beide gevallen zie je hier en daar tranen over de wangen lopen.

Er is niets mis met zulke emoties, of ze nu ontstaan bij stemmige psalmen op hele noten of bij het serene ”Erbarme Dich, mein Gott”. Tranen kunnen samengaan met een oprecht geloof, maar nogmaals, we moeten ze daar tegelijk ook scherp van onderscheiden. Zoals ds. August Toplady dichtte, in zijn lied Vaste Rots: „Niet de offers die ik breng,/ niet de tranen, die ik pleng,/ schoon ik ganse nachten ween,/ kunnen redden, Gij alleen.”

Gevoelsgodsdienst

Waarom is dat zo belangrijk? Omdat christenen, ook in de gereformeerde gezindte, vatbaar zijn voor gevoelsgodsdienst. Vanaf kansels klinkt nogal eens de waarschuwing voor verstandsgodsdienst, het ”één plus één is twee”-geloof. Dan hoor je: „Het zit ’m een voet te hoog”, het geloof zit alleen in zijn hersenen, zo’n dertig centimeter boven het hart. Maar dat andere gevaar, gevoelsgodsdienst, is minstens zo groot. Dan zit het een voet te laag .

Dat raakt niet alleen de gevoelens tijdens een psalmvers of de Matthäus, maar ook de diepe ontroering tijdens het beluisteren van een preek. Die warme gloed, de vrede in je hart, het knagende berouw, het intense gevoel van verdriet of juist van vreugde – zulke emoties kúnnen verbonden zijn met oprecht geloof, maar ook hier moeten we ze er tegelijk scherp van onderscheiden. Het vraagt behoedzaamheid en genade om tussen de twee klippen van verstandsgodsdienst en gevoelsgodsdienst heen te laveren.

In het boek ”De Christenreis” van John Bunyan passeert Christen het Dal van de schaduw van de dood. Rechts van het smalle pad is een diepe gracht en links een gevaarlijk moeras. Daar lijkt het hier ook op. Het huis dat gebouwd is op verstandsgodsdienst en historisch geloof, blijft niet overeind onder de slagregens van verdrukking of verzoeking. Maar dat geldt ook voor het huis dat gebouwd is op goede en oprechte gevoelens zónder geloof. De Heere Jezus beschrijft tijdgelovigen als het zaad dat op steenachtige grond valt, geen wortel heeft en onvruchtbaar blijft. Het zijn degenen die het Woord horen en met vreugde ontvangen.

Een vooroorlogse hoogleraar in de Christelijke Gereformeerde Kerken, prof. J.J. van der Schuit, beschreef dat gevaar treffend: „Die innerlijke licht bewogen en ontvlambare zielewereld is de haard, waar het tijdgeloof smeult en op vlamt en brandt.” Van der Schuit schreef dat niet omdat hij weinig moest hebben van bevinding, maar omdat hij wilde waarschuwen voor bevinding die niet meer is dan ontroering. Dat kom je tegen bij „menschen, die overal de bloem des geloofs laten zien en die hand en mond vol hebben van de Waarheid Gods. Zij spreken van Christus, en zij zingen van Christus, zij bejubelen de weldaden van het verbond der genade, en zij gaan arm aan arm met Gods kinderen den weg op naar het Sion daarboven.” Hij schreef dit in 1940, maar anno 2024 is die waarschuwing niet overbodig geworden.

„„Die innerlijke licht bewogen en ontvlambare zielewereld is de haard, waar het tijdgeloof smeult en op vlamt en brandt”” - Prof. J.J. van der Schuit

Bekommerden

In een ander deel van de gereformeerde gezindte kom je de tegenovergestelde bevinding tegen, waarbij berouw over de zonde en een verbroken hart vereenzelvigd worden met geloof. De 18e-eeuwse theoloog À Brakel kwam dat tegen in doperse en mystieke kringen en waarschuwde voor „doorvloeien” bij bekommerden, alsof iemand als het ware ver-niet-igd moet zijn voor hij tot Christus mag komen. „U moet niet te lang blijven staren op uw verdorvenheid, met als doel nog dieper uw ellende in te leven en nog meer verbroken te worden – alsof uw gevoelige verbrokenheid u aangenamer voor God zou maken!”

„„U moet niet te lang blijven staren op uw verdorvenheid, met als doel nog dieper uw ellende in te leven en nog meer verbroken te worden” ” - Wilhelmus à Brakel

Gevoelens van berouw of van liefde zullen samengaan met geloof, maar zijn niet de kern ervan en zeker niet de grond ervoor. À Brakel gebruikt daarvoor het beeld van een jongen die op de schouders van een sterke man gaat zitten om zich door het water te laten dragen. Er zullen allerlei gevoelens door hem heen gaan, maar geloof is dat iemand zich aan Christus toevertrouwt, op Hem leunt, steunt en zich door Hem laat dragen. Al zingend: „Op U zo wil ik bouwen,/ verlaat mij nimmermeer”, en biddend: „Dat ik toch vroom mag blijven”. Met hoofd, hart en hand, want het gebed om ”vroom” te zijn is niet alleen het verlangen om godvrezend te leven, dicht bij de Heere, maar ook de wens om dapper en moedig God te mogen dienen.

De auteur is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.

Meer over
Toegespitst

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer