Colombiaan Willian (62) leeft van wat anderen weggooien
Genieten van genoeg is een toekomstdroom voor de meer dan 18 miljoen Colombianen die in extreme armoede leven. Afvalinzamelaar Willian Orlando Vasquez maakt daarom het beste van weinig.
„Hier kan ik zo boos over worden”, zegt Vasquez (62), terwijl hij een volledig intacte ham-kaastosti uit een vuilniszak vist. „Mensen gooien zoveel eten weg dat nog goed is. Als ze er nu een zakje omheen doen, dan kan ik het nog eten. Maar hier word ik ziek van.”
Al 30 jaar leeft Vasquez van wat anderen weggooien. Colombia heeft geen afvalscheidingssysteem. Dat er toch gerecycled wordt, is te danken aan de talloze informele afvalinzamelaars als Vasquez. Dagelijks schuimen zij de straten af op zoek naar alles wat nog verkoopbaar is, om zo hun inkomen bij elkaar te sprokkelen.
Ondanks het (belangrijke) werk dat ze doen, staan de afvalinzamelaars ergens onderaan de inkomensladder in Colombia. Vasquez scheidt drie keer in de week al het afval van mijn appartementencomplex in hoofdstad Bogota. Blikjes, papier, plastic, glas: zak voor zak haalt hij alles wat recyclebaar is eruit. Op een goede dag verdient hij daar ongeveer 15 euro mee. Op een slechte dag niets.
Ongelijkste land
„Soms moet ik bedelen op straat om boodschappen te kunnen doen. Al schaam ik me ervoor”, zegt Vasquez terwijl hij door de zakken gaat. „Sommige mensen kijken daarom op me neer. Ga werken, zeggen ze dan.”
Zo’n 37 procent van de Colombiaanse bevolking leeft in armoede, ruim 18 miljoen personen. Zij overleven met minder dan 100 dollar per maand. Van hen leven 6,6 miljoen in extreme armoede, zonder toegang tot de meest basale levensbehoeften.
Dat vormt een schril contrast met de 1 procent rijkste Colombianen die samen meer dan 229.700 miljoen dollar bezitten, volgens berekeningen van de NGO Inequality. De verdeling van welvaart is extreem scheef in Colombia, het op een na ongelijkste land van Latijns-Amerika. Bijna 88 procent van alle rijkdom is in handen van de 10 procent rijksten, berekende NGO Oxfam.
Wie arm geboren wordt in Colombia, heeft weinig kansen om uit die situatie te komen. Het duurt maar liefst elf generaties voor een arme Colombiaan om een gemiddeld inkomen te verdienen, volgens een onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD). Dat zijn er twee meer dan in Brazilië, nummer twee op de ranglijst, terwijl een Deen gemiddeld maar twee generaties nodig heeft om de armoede te ontstijgen.
Dakloos
Dat ligt niet alleen aan monetaire ongelijkheid. Ook zorg en onderwijs zijn per definitie slechter voor arme Colombianen. Als ze daar al toegang tot krijgen: Vasquez heeft nooit kansen gehad om de sociale ladder te beklimmen. Hij verliet de basisschool op zijn achtste en leefde sindsdien op straat.
„Ik moest van jongs af aan voor mijn drie jongere broers en zussen zorgen. Op mijn achtste liep ik van huis weg en begon ik met stelen om te kunnen eten. Waarom? Ik wilde niet meer om alles hoeven te bedelen. Tot mijn 30e was ik dakloos, roofde ik en gebruikte ik drugs.”
Sindsdien is zijn situatie wat stabieler. Hij ontmoette zijn (inmiddels ex-)vrouw Marta en samen begonnen ze afval te verzamelen. Hij bouwde een huis van hout en blik op een gekraakt stuk land tegen de bergen die oprijzen aan de oostkant van Bogota, waar hij nog steeds woont. Hij kookt op een elektrisch fornuis met illegaal aangesloten stroom en wast zich met regenwater. „In tijden van droogte neem ik water mee van beneden, of ga ik naar een beekje hoger op de berg.”
Geen zorgverzekering
Niets bezitten maakt creatief. „Bij de slager vraag ik om de vetstukjes die ze van het vlees snijden. Die bak ik en eet ik met brood. Heerlijk.”
Maar de armoede ontstijgen lukt hem niet. En nu hij ouder wordt, begint zijn lichaam hem tegen te werken. „Mijn benen doen te veel pijn om zo veel te lopen elke dag”, zegt Vasquez. „Mijn gezondheid verslechtert. Ik heb last van mijn prostaat, het brandt wanneer ik plas. Maar ik kan niet naar de dokter, want ik heb geen zorgverzekering.”
Zijn hoop is gevestigd op een koper voor het stuk grond dat hij bewoont. „Ik ben moe. Ik hoop dat iemand me genoeg geld biedt om een huis te kunnen kopen en mijn kinderen en kleinkinderen een dak boven hun hoofd te kunnen geven. Dat is mijn grootste wens.”