Geen trambestuurder weigerde deportatie Joden
De Amsterdamse tram vervoerde tijdens de oorlog tienduizenden gearresteerde Joden. Het vervoersbedrijf heeft daarvoor nooit spijt betuigd. Het probeerde na de bevrijding wel het geld voor deze ritten te incasseren.
Knarsend rijdt de tram voor. De Duitse soldaten en hun Nederlandse handlangers duwen de Joden erin. De hoogbejaarde overlevenden weten het nog precies: ze werden erin „gepropt, je kon amper ademen, zo vol was het. In de tram begon het, die rit, we waren bang, want wat ging er gebeuren? We waren opgepakt, uit huis gehaald en naar die tramhalte gebracht. Daar moesten we wachten met al die mensen om je heen. Het was heel angstig. De kinderen huilden en mensen gilden door elkaar. Zo werden we naar het Muiderpoortstation vervoerd. Dat was het eindpunt van de tram. Het stond er volgepakt met mensen.” Westerbork was het reisdoel. En daarna het vernietigingskamp. De andere Nederlanders keken toe, en een van hen zegt nu: „Je kon er niks aan doen. Het gebeurde gewoon.”
In dezelfde oude tram reden Willy Lindwer en Guus Luijters door de stad. Dezelfde route, naar hetzelfde station. Ze proberen zich in te leven hoe het was, tachtig jaar geleden, toen er voor Joden geen plaats meer was in Amsterdam. Ze maakten er een film en een boek over.
Het onderwerp houdt hen al jaren bezig. Lindwer (1946) maakte documentaires en boeken over het Joodse leven en de Jodenvervolging. Zijn oma en andere familieleden werden in Oekraïne doodgeschoten aan de rand van het massagraf dat ze zelf moesten graven. Zijn opa overleed tijdens de onderduik aan een hartaanval. Een tante en een oom werden verraden en kwamen om in Auschwitz. Willy’s ouders en broer overleefden de oorlog als onderduikers. Luijters (1943) publiceerde in 2012 ”In Memoriam. De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945.” Daarin staan 18.000 namen. In 2013 volgde ”Kinderkroniek 1940-1945”, met verhalen over hen.
Geen werkweigering
De Joden werden afgevoerd als vee. Historicus Jacques Presser schreef in 1965 in zijn boek ”Ondergang – De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945”: „De Duitsers hoefden maar even te telefoneren en zij kregen zoveel trams als ze nodig hadden: die stonden elke avond gereed; de Amsterdamse ‘Bedrijven’, ressorterend onder burgemeester Voûte zelf, werkten in maximale mate mee. De trams vervoerden de aldus getekenden naar het Centraal Station… tot in de dood.”
De trams reden dag en nacht. Het was een tragedie van onvoorstelbare omvang: 63.000 van de 77.000 Amsterdamse Joden werden gedeporteerd, 58.000 van hen zijn vermoord. „De stad raakte voorgoed haar Joodse ziel kwijt”, schrijven Luijters en Lindwer.
In het boek dat ze deze dinsdag presenteerden, duikt een opvallend zinnetje op: „Er is geen enkel geval van werkweigering van het trampersoneel bekend.” De nazi’s hadden te weinig mankracht voor het deporteren van zoveel mensen, maar ze kregen bij deze omvangrijke operatie hulp van veel Nederlanders. Niet alleen politieagenten, maar ook tal van andere ambtenaren en ook tram- en spoorwegpersoneel. Het moorddadige proces zou ondenkbaar zijn geweest zonder de efficiënte medewerking van de Amsterdamse Gemeentetram, in 1943 omgedoopt tot GVB, schrijven de auteurs. Joodse trammedewerkers waren er overigens niet meer, want alle Joden in overheidsdienst waren in het eerste oorlogsjaar ontslagen.
Angst
Lindwer en Luijters spraken met overlevenden en ooggetuigen en fotografeerden hen op een plaats die voor de betrokkenen vol herinneringen is, zoals het huis dat ze moesten achterlaten. De tramritten zijn slechts een klein onderdeel van de verhalen in het boek. „Gina bij de halte waar ze in 1943 in de tram werd geduwd”, luidt een fotobijschrift. Vanaf 30 juni 1942 was de tram voor Joden verboden, maar dat gold niet toen ze weg moesten uit de stad.
De bejaarde geïnterviewden vertellen over hun kindertijd. „Ik was bang. We waren allemaal heel erg bang.” „Na acht uur moesten we thuisblijven, dus zat iedereen te wachten tot de Duitsers de Joden kwamen ophalen. Niet alleen Duitsers, ook de Nederlandse politie deed eraan mee.” „We waren allemaal bezeten door de angst. Ik was heel pessimistisch.”
Nog een zinnetje: „Ze was verraden door een SS’er die nota bene zelf een Joodse vrouw had.” Zo gecompliceerd kan oorlog zijn.
De Joden werden vaak plotseling opgehaald. Ze waren soms nog maar even weg en dan werd hun huis al leeggeroofd. Door Nederlanders. De adoptievader van een Joods meisje was NSB’er. Na de oorlog zei hij soms tegen haar: „Ze hadden je moeten vergassen, je had nooit terug moeten komen.”
De auteurs beschijven de „schuldige plekken” in de stad, plaatsen waar mensen nu achteloos aan voorbijlopen omdat ze niet weten welk drama zich er heeft afgespeeld. De tramhaltes bijvoorbeeld.
De trambestuurders werden ongewild radertjes in de Duitse vernietigingsmachine, „die uit ontelbare schroefjes en moertjes van afzonderlijke alledaagse mensen bestond”, schrijven Lindwer en Luijters. „Zonder die moertjes en schroefjes was deze machine tot stilstand gekomen. Ons doel is niet om het personeel van het Gemeentevervoerbedrijf aan de schandpaal te nagelen. (…) We beschouwen dit boek niet als een aanklacht, maar als een waarschuwing tegen je werk doen en wegkijken, vroeger en nu.”
Openstaande factuur
De bezetter gebruikte vier tramroutes om Joden af te voeren naar de treinstations. De ritten moesten wel netjes betaald worden, dus het vervoersbedrijf stuurde rekeningen naar de bezetter. In mei 1945 waren de Duitsers weg. Maar ho even, ze hadden niet alle rekeningen betaald. En dus schakelde het vervoersbedrijf het Gemeentelijk Incassobureau in om de laatste rit alsnog vergoed te krijgen. Het ging om 30 gulden… De auteurs hebben er maar één woord voor: „Verbijsterend.” Eén reiziger tijdens die laatste rit is erg bekend geworden: Anne Frank. Op de rekening werd genoteerd: „1/1 ’47 nog geen vergoeding ontvangen.”
In 2019 betaalden de Nederlandse Spoorwegen ruim 40 miljoen euro als schadevergoeding aan Joodse overlevenden en nabestaanden. Het trambedrijf heeft daarentegen nooit schuld erkend of een financiële tegemoetkoming aangeboden aan nabestaanden, stellen de schrijvers. „Verantwoordelijkheid nemen voor daden tijdens de oorlog is kennelijk moeilijk.”