Geen plekje in Engeland zonder een weg naar Londen, erkende de student na zijn preekvoorstel
Wekelijks een blik op de kerkelijke bladen, aangevuld met citaten uit de kerkelijke wereld.
„Een lezer stelde mij een vraag: Wat is de betekenis van de woorden uit Prediker 7:28: „Eén man uit duizend heb ik gevonden, maar een vrouw onder die allen heb ik niet gevonden”? (…) De conclusie die Salomo trekt is niet verwonderlijk. Zijn leven was al te zeer afgeweken van Gods instelling van het huwelijk van één man en één vrouw, zoals God van den beginne gewild heeft. Zó komt hij tot de uitroep dat hij een vrouw uit duizend niet heeft gevonden.
Als Salomo dan vervolgens wel gaat spreken over „één man uit duizend” zou je bijna gaan denken, dat Salomo discrimineert en op grond van zijn eigen morele falen het hele vrouwelijk geslacht onderwaardeert. Dat is echter niet het geval. Salomo heeft in het boek Spreuken en Prediker op veel plaatsen in een zeer positieve zin over de vrouw en haar plaats en taken geschreven. Denk alleen maar aan Spreuken 18:22: „Wie een vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden, en hij heeft welgevallen getrokken van den Heere.” (…) Deze teksten geven bewijs dat Salomo het vers over ”één uit duizend” niet heeft geschreven om een tegenstelling te creëren tussen mannen en vrouwen.
Want ook al vind je dan onder duizend mannen één man die wel wijs is, dan is dat ook voor mánnen bepaald geen compliment. Daar komt bij dat de Heilige Schrift op veel plaatsen het tegendeel toont van achteruitstelling van de vrouw. Hoeveel bijzondere en godvruchtige vrouwen noemt de Schrift niet. Denk eens aan Sara, Hanna, Debora, Hulda de profetes, Maria de moeder van Jezus, Elisabet, Anna, Tabitha, Lydia en aan zovele vrouwen die niet bij name genoemd worden, maar die wijze en godzalige vrouwen waren.Daarom is het noodzakelijk om naar een andere verklaring te zoeken.
De sleutel voor het verstaan van deze tekst ligt mijns inziens allereerst in Psalm 40:8: „Toen zeide Ik: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven.” (…) Als Jezus met de Emmaüsgangers spreekt, verwijst Hij naar het Oude Testament en zegt Hij: „En begonnen hebbende van Mozes en van al de Profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was” (Luk. 24:27). Daarmee bevestigt Jezus dat in het Oude Testament op vele plaatsen naar de komende Messias verwezen wordt.
Het doet denken aan een voorval uit de Engelse kerkgeschiedenis. Een theologisch student moest ooit een preek houden voor zijn docent. Na afloop veroordeelde de docent het preekvoorstel. De student kwam er niet goed af. Op zijn uitleg was niet veel aan te merken. Op taal en stijl had de docent geen kritiek. Ook andere punten waren niet verkeerd. De student vroeg zich af: wat scheelde er dan aan? De student kreeg als antwoord, dat Christus in de preek gemist werd. De student merkte op dat dit niet zozeer in die tekst naar voren kwam. Toen vroeg de docent aan de student of er in heel Engeland één plekje was te noemen, vanwaar er geen weg naar Londen was te vinden. Daarop bleef de student het antwoord schuldig! (…)
(…) Een sluitende uitleg van Prediker 7:28 ontstaat pas als er licht valt op de enige Middelaar. Maar dan is Prediker 7:28 ook een voluit evangelische tekst. Prediker 7:28 spreekt over het vinden van de Eén uit duizend. Hij wordt gevonden, soms na lang geduld, door hen die, zoals Elihu [in Job 33] beschrijft, vrezen om in het verderf neer te dalen. Maar als dan deze Man Zich doet kennen aan het hart en de stem des Heeren wordt gehoord: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden, dan kan het toch niet anders of de grootste blijdschap wordt gevonden in de enige Middelaar Gods en der mensen. Hij, de Eén uit duizend, Die de banier draagt boven tienduizend en waarvan geldt dat al wat aan Hem is, gans begeerlijk is. Dan gaan de ogen er ook recht voor open dat de rol des boeks met Zijn Naam is vervuld.”
C. Dubbeld schrijft in De Wachter Sions, weekblad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, over de betekenis van Prediker 7:28.