Singer Laren laat licht vallen op noordelijke impressionisten
Niets is veranderlijker dan het weer, zeker in de wat meer noordelijk gelegen landen als Denemarken, Duitsland en Nederland. Het ene moment schijnt de zon fel, even later wordt het licht gedempt door voorbijtrekkende wolken. De noordelijke impressionisten probeerden dat éne moment van de dag in verf te vangen.
Museum Singer in Laren heeft onder de titel ”Frisse wind” voor het eerst een omvangrijke tentoonstelling gewijd aan het werk van de noordelijk impressionisten uit Duitsland, Nederland en Denemarken. De expositie laat zien hoe het Franse impressionisme zich heeft verspreid over Noord-Europa. Dat gebeurt aan de hand van verschillende thema’s: licht, strand, land, tuin, stad, winter en reizen. De kunstwerken komen uit de collecties van Museum Kunst der Westküste (Alkersum/Föhr), het Niedersächsisches Landesmuseum Hannover en uit die van Singer Laren zelf.
Het impressionisme dankt zijn naam aan een schilderij van de Franse kunstenaar Claude Monet. In 1872 schilderde hij ”Impression, soleil levant”, een doek met daarop de haven van Le Havre bij opkomende zon. Monet maakte het ter plekke in snelle, schetsmatige verfstreken. Het ging hem niet zozeer om het onderwerp als zodanig; hij wilde het licht en de atmosfeer van dat vluchtige moment vastleggen – het moment waarop land, lucht en water nog één nevelige eenheid vormden en een oranje zon moeite deed om zich te laten gelden.
Jonge honden
Het doek van Monet was te zien op een tentoonstelling die een groep Franse kunstenaars in 1874 –nu 150 jaar geleden– in Parijs organiseerde. Ze waren de strenge regels die de jury van de Academie des Beaux-Arts hanteerde voor kunstenwerken beu. De jonge honden, onder wie Degas, Renoir en Pissarro, wilden vrijheid, ruimte om te experimenteren. Ze hanteerden nieuwe technieken, kozen eigentijdse onderwerpen uit het dagelijks leven en schilderden het buitenlicht in heldere kleuren. Vibrerende vlekken zonlicht, licht dat weerkaatst op beweeglijk water, afnemend daglicht in de avond waren de vaste ingrediënten van hun kunst.
<InlineImage imgUrl=“https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2Fmonet_71d9155ecd.jpg” caption=““Impression, soleil levant”, Claude Monet. beeld Wikipedia” alt=“monet.jpg” />
Critici vonden die nieuwe stijl aanvankelijk maar niks. De schilderijen waren in hun ogen onaf, slordig geschilderd, morsig van toon. Een recensent maakte Monets schilderij ”Impression, soleil levant” belachelijk door in zijn artikel de term ”impression” tot vervelens toe te herhalen. De kunstenaars lieten zich niet uit het veld slaan en omarmden de term als een geuzennaam. Het impressionisme was geboren.
Het blauwe uur
Daarna was het hek van de dam. De nieuwe stijl werd populair bij het grote publiek, niet alleen in Frankrijk, maar ook in andere delen van Europa.
Singer Laren richt de focus op Nederland, Duitsland en Denemarken. In deze landen kreeg het impressionisme een eigen karakter. Met fris groen, mystiek blauw, gedempt licht en steeds wisselende wolkenluchten creëerden de kunstenaars een aparte sfeer. „Als een frisse wind blies het Franse impressionisme belangrijke nieuwe impulsen in de Deense, Duitse en Nederlandse kunst”, stelt conservator Anne van Lienden, verwijzend naar de wat koelere kleuren die de kunstenaars in deze contreien gebruikten. Toch bleven er tussen deze landen onderling ook verschillen zichtbaar. Deense schilders in Skagen legden bijvoorbeeld graag het ”blauwe uur” vast, het sfeervolle moment van de schemering van een zomeravond.
De kunstenaars uit de drie landen hadden onderling ook contact. Zo nam Jozef Israëls de Duitse kunstenaar Max Liebermann mee naar Laren; Liebermann was dol op het Nederlandse landschap. Met Jan Toorop vormden zij de schakels tussen het Franse impressionisme en de Nederlandse, Duitse en Deense varianten.
Haagse School
In Nederland vond het impressionisme aansluiting bij het werk van de buitenschilders van de Haagse School, die eveneens rond 1870 was opgekomen. Steeds opnieuw probeerden de kunstenaars de wisselende atmosferische omstandigheden op een specifiek moment van de dag in een bepaald seizoen in verf te vangen. Een van de voormannen was Jozef Israëls, die regelmatig in Parijs te vinden was en de impressionisten goed kende.
Een andere Nederlandse kunstenaar, Johan Barthold Jongkind, die al in 1846 naar Parijs was vertrokken, geldt als een belangrijke wegbereider van het impressionisme. Monet beschouwde hem als zijn leermeester. Het kleurenpalet van de Haage School (net als dat van de Duitse impressionisten overigens) bleef altijd naturalistischer en gedekter en ook wat meer opgebouwd uit de tinten van één kleur. Het vaak sombere Hollandse weer speelde hierbij een rol.
In Duitsland werd het Franse impres- sionisme populair dankzij de inspanningen van een aantal vooruitstrevende kunstcritici, verzamelaars en museumdirecteuren. Zij zorgden ervoor dat de nieuwe kunst op tentoonstellingen was te zien en door musea werd aangekocht. Een van hen was Alfred Lichtwark, die in zijn functie als directeur van de Hamburger Kunsthalle schilderijen aankocht van Courbet, Monet, Manet en Renoir. Lichtwark was op zijn beurt bevriend met de kunstenaar Max Liebermann. Dankzij zijn vele reizen en succesvolle deelname aan de Parijse Salon bouwde Liebermann een groot netwerk op in de kunstwereld en was hij uitstekend op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen. Zijn eigen onderwerpkeuze en schilderstijl werden er onmiskenbaar door beïnvloed.
Oude vissersplaats
Aan het eind van de 19e eeuw kwam de industrialisatie op stoom in West-Europa, wat onder meer leidde tot steeds meer spoorverbindingen. Kunstenaars konden hierdoor gemakkelijker reizen. En zo ontstonden de eerste kunstenaarsdorpen op het platteland, bijvoorbeeld in Laren en in het Duitse Worpswede, of aan zee, zoals in het Zeeuwse Domburg en bij het Deense Skagen.
Het oude vissersplaatsje Skagen was populair bij kunstenaars uit heel Denemarken, vanwege het bijzondere licht en de lange, brede stranden met wit-geel zand. In 1872 vestigden zich hier de eerste schilders. Peder Severin Krøyer ontwikkelde zich tot de onbetwiste spilfiguur in het Deense artistieke leven. Hij schilderde graag het ”blauwe uur” en was de eerste schilder die Skagen in beeld bracht als een badplaats waar welgestelde dames in moderne kleding er lustig op los konden flaneren. Het doek ”Anna Ancher en Marie Krøyer op het strand van Skagen” uit 1893 is een mooi voorbeeld, waarbij de gloed van de ondergaande zon weerkaatst op het wit van de jurken van de beide dames. In dit ”blauwe uur” vervloeien strand, zee en lucht tot één blauwe atmosfeer. Een iconisch beeld.
De tentoonstelling ”Frisse wind” is tot en met 5 mei te zien in Singer Laren.