De oudste broeder en de nakomer
Titel:
”Te veel gevraagd? Israël in het christelijk denken”
Auteur: A. van de Beek: uitg. Meinema, Zoetermeer, 2004
ISBN 90 211 4000 4
Pagina’s: 128
Prijs: € 12,50. „Joden en christenen zijn het erover eens dat de ware God de God van Israël is. Ze verschillen van mening of Hij zich definitief in Jezus heeft geopenbaard.” Dr. A. van de Beek noemt de dingen bij hun naam. Hij heeft ook een wens. Joden en christenen zouden met elkaar moeten praten. En dan niet op een vrijblijvende manier. „Het gesprek is niet interessant meer als we het buiten het rechtzinnige christendom om gaan voeren.”
Laat joden maar horen dat Jezus God en mens in één Persoon is, stelt dr. Van de Beek. Maar laten christenen tegelijk beseffen dat deze Jezus de joodse Messias is, onlosmakelijk verbonden met Israël. In zo’n gesprek snijdt het mes dan ook aan beide kanten. Is dat niet te hoog gegrepen? De hoogleraar uit Amsterdam worstelt met deze vraag in zijn nieuwste publicatie, ”Te veel gevraagd?” Hij probeert er ook een antwoord op te geven. Een spannend boek dus.
In 2002 verscheen ”De kring om de Messias”. In dat lijvige werk schreef dr. Van de Beek over ”Israël als volk van de lijdende Heer”. Het boek deed heel wat stof opwaaien, zowel aan joodse als aan christelijke zijde. In dit nieuwe boek gaat de schrijver in op de gevoerde discussies. Hij probeert het gesprek een stap verder te brengen. Het resultaat is een goed leesbaar boek dat geen ogenblik verveelt. De lezer wordt niet vermoeid met een overvloed aan citaten, voetnoten en literatuurverwijzingen. Sommige gedeelten laten zich lezen als een pakkende bijbelstudie, zoals het gedeelte over Mozes, Elia en Jezus in hoofdstuk 3 en dat over de Levi, Israël en de volken in hoofdstuk 5.
Dr. Van de Beek wil dicht bij het Woord blijven. Hij gaat uit van „het ene Woord van de ene God”, anders dan veel hedendaagse exegeten. Zijn kritiek op moderne vooringenomenheid en postmoderne vrijblijvendheid is bepaald niet mals. Het belang van het Oude Testament wordt onderstreept. Zonder het eerste deel van de Bijbel wordt God tot „een fijne, positieve persoon” (blz. 82). Dat willen we allemaal wel, maar zo’n God is niet de God van de Bijbel. De auteur wil vasthouden aan het getuigenis van Israël („Wij geloven in één God”) en evenzeer aan het hart van het christelijk geloof („Wij geloven in één Here, Jezus de Messias”). Christenen en joden moeten elkaar niet afstoten, maar zoeken. Ze moeten met elkaar in gesprek gaan.
Jodenhaat
De vraag is echter of zo’n gesprek niet te veel gevraagd is. Voor christenen is het al niet eenvoudig. Ze hebben telkens weer moeite met het joodszijn van de Heere Jezus, met het volk Israël als oudste broeder en met hun eigen positie als nakomer. Voor de joden is het nog moeilijker. Het Evangelie van een gekruisigde Messias (Immanuël!) is een struikelblok. De jodenhaat die eeuwenlang van de zijde van christenen is ervaren, maakt het extra gecompliceerd.
Om maar niet te spreken van het dogma van de Drie-eenheid. In dat opzicht staan joden dichter bij moslims, zoals een orthodoxe jood de schrijver eens liet weten tijdens een gesprek bij de Westelijke Muur in Jeruzalem: „Uiteindelijk voel ik mij dichter bij hen (met een hoofdbeweging naar boven, naar het Tempelplein waar de moskee staat) dan bij jullie” (blz. 47) Is er wel toenadering mogelijk tussen joden en christenen?
Dr. Van de Beek wil toch een poging wagen. Volgens velen zou de belijdenis dat Jezus God is een sta-in-de-weg zijn bij het gesprek met joden. Dit hoeft echter geenszins het geval te zijn. Genoemde belijdenis is immers niet afkomstig uit de hellenistische gemeenten, maar uit het palestijnse christendom. Ze moet niet verstaan worden in de context van Griekse filosofie of heidens polytheïsme, maar vanuit het Oude Testament. Lezen we daar niet dat God wel in de hemel woont, maar tegelijk met Zijn heerlijkheid afdaalt naar de aarde en woning maakt in de tempel?
Ook het lijden van Jezus en Zijn vervloekte kruisdood hoeven niet te bevreemden. Alle rechtvaardigen onder Israël werden vervolgd en hebben geleden. Ja, het joodse volk als zodanig lijdt altijd. „Wat een Jood ook doet - hij kan nooit rustig slapen. Als hij een onrechtvaardige is, treft hem het oordeel Gods, hem het eerst, want hij heeft de torah gekregen en daarom begint het oordeel bij het huis van God. Als hij een rechtvaardige is, treft hem de afkeer van zijn liberale volksgenoten - hun irritatie en hun kwade geweten. Als hij om het even een rechtvaardige of een onrechtvaardige is, treft hem de haat van de volken, die altijd weer uit zijn op zijn gelijkschakeling” (blz. 60). Is het dan vreemd dat ook de Messias lijdt? „Moest de Christus niet al deze dingen lijden?” is een vraag die zich rechtstreeks uit de Schrift laat beantwoorden. In deze lijdende Zoon van Israël heeft de Allerhoogste Zich het allerdiepst geopenbaard. Zó is God onder ons!
Opstanding
De auteur van ”De kring om de Messias” heeft moeten horen dat hij te weinig aandacht heeft gegeven aan de opstanding van Jezus. In ”Te veel gevraagd?” gaat hij in op deze kritiek. De opstanding is wel degelijk van doorslaggevende betekenis. Zij laat zien dat God bij de vervloekte(n) is. Niet de wetsgetrouwen, maar goddelozen worden gerechtvaardigd. Daarmee valt het onderscheid tussen jood en heiden ten diepste weg. De middelmuur wordt doorbroken.
Voor Paulus was deze ontdekking het keerpunt in zijn leven. Het sterven en de opstanding van Jezus werpt alles omver. Daarom spreekt het Nieuwe Testament zo radicaal over de zonde (het universalisme van het kwade) en onze onwil om te buigen. Wij moeten leren sterven aan onszelf. Alleen wie sterft met Christus zal leven door Hem.
Is dit alles niet te veel gevraagd voor een mens? Is het ook niet te veel voor een jood? Dr. Van de Beek stelt de vragen pijnlijk concreet. Het is al zo vreemd als een heiden christen wil worden; met andere woorden, als een niet-jood de God van het joodse volk gaat erkennen als de enige ware God. Des te moeilijker is het voor een jood zijn wetsbetrachting te verliezen als grond voor de zaligheid en zich toe te betrouwen aan een gekruisigde Messias van Wie gezegd wordt dat Hij is opgestaan. Toch hoeven we niet te wanhopen. De Heilige Geest gaat Zijn eigen weg. Hij gebruikt de dwaasheid der prediking. En „genade is vrij” (blz. 43).
Land tussen haakjes
Dr. Van de Beek is niet bang gevoelige onderwerpen aan te snijden. Zo’n onderwerp is ook de kwestie van het land. Hij zet een streep onder het land Israël, maar zet het land tegelijk tussen haakjes. Jawel, het land is Israël beloofd en God neemt Zijn belofte niet terug. Als Nederlanders hun land verliezen kan dat pijnlijk zijn, maar schokkend is dat niet. De joden hebben echter hun land gekregen als een verlovingsring van boven. Het is de plaats waar ze geroepen zijn om de Heere te dienen. Dat betekent dat ze nooit seculier met dit bezit mogen omgaan. Eigen ontrouw aan de Heere is een grotere bedreiging dan de haat van de omringende volken.
Het land blijft gave en opgave. Maar nooit is het een formele grootheid. De Heere Zelf is meer dan het land! De schrijver wijst daarbij op de Levieten. Zij hadden geen erfdeel in het land. God Zelf was hun deel. En nu is heel Israël geroepen in deze wereld een volk van priesters te zijn (Ex. 19:6). Dat geldt des te meer nu de middelmuur tussen heilig en onheilig in Christus is doorbroken. Israël blijft een bijzondere plaats behouden, zelfs in de eeuw die komt (hoofdstuk 6). Maar joden moeten niet meer streven naar een eigen land, vindt dr. Van de Beek. „De belofte is zozeer vervuld, dat niet het land is opgeslokt door de heidenen, maar dat de hele wereld Gods woning is” (blz. 110).
Nationale staten
De auteur lijkt te beseffen dat dit alles nogal naïef kan overkomen en letterlijk levensbedreigend voor het huidige Israël kan zijn. Bovendien organiseren ook christenen zich nog steeds in nationale staten. Ligt daar niet een even groot probleem? Dr. Van de Beek legt de vinger bij de zere plek. De volken onderwerpen zich nog steeds niet aan de God van Israël. Ze negeren Zijn thora. In zo’n wereld is het daarom voor het joodse volk nog steeds onveilig. Moeten niet-joden Israël vragen elke claim op het land en het gebruik van geweld op te geven?
De schrijver schrikt voor deze consequentie terug - naar ik meen terecht. Het lijkt te veel gevraagd, zeker in de huidige bedeling. Zouden de volken zich moeten buigen voor de God van Abraham, Izaäk en Jakob? Inderdaad. Moeten christenen zich keren tegen iedere vorm van nationalisme? Inderdaad. Maar moeten nu alle grenzen tussen haakjes? Dat lijkt te veel gevraagd. Vanwege de zonde is er een bedijking nodig tegen de chaos. Laten we dat ’recht’ vooral aan Israël niet ontzeggen. Schriftuurlijk en óók volkenrechtelijk zou dat een ernstige misser zijn.
Te weinig gevraagd?
Dr. Van de Beek heeft een boeiend, soms wat prikkelend boek geschreven. Zijn typering van Israël als een volk dat altijd lijden moet (in de kring van de Messias) is met de nodige reserve ontvangen. Leidt dat niet tot een nieuwe rechtvaardiging van antisemitisme? Maak je zo geen sluimerende jodenhaat bij anderen wakker? Haarscherp is zijn analyse en weerlegging van deze kritiek op pagina 71. Niet elke opmerking van de schrijver neem ik voor mijn rekening. Wat hij bijvoorbeeld schrijft over de stichting van de staat Israël op bladzijde 101 is mij te vriendelijk in de richting van de Palestijnen. Anderzijds: staan God en Israël altijd aan dezelfde kant (blz. 24)?
Ik blijf ten slotte met een aantal belangrijke vragen zitten. In de eerste plaats: heeft in het denken van dr. Van de Beek de kruisdood van Jezus wel echt verzoenende kracht? De docent systematische theologie aan de VU zegt wel dat Jezus de vloek en het geweld heeft weggedragen en dat Hij lijden moest. Maar volgens hem heeft dat alleen te maken met het ”Er staat geschreven” en niet met de geschonden gerechtigheid Gods. Mensen hebben een zondebok nodig; God kennelijk niet (blz. 70). De auteur zegt: „God zelf is met en voor ons gestorven” (blz. 91). Hij heeft in de dood van Jezus „alle geweld op zich genomen.” Is dit nog gereformeerde theologie? Spreekt de Schrift niet anders over het Lam Gods dat Zich liet verbrijzelen als een schuldoffer in de plaats van de Zijnen?
In de tweede plaats: Kun je Golgotha en Auschwitz zo naast elkaar zetten als dr. Van de Beek dat doet? Joden moeten volgens hem in de kruisdood van Jezus de (verlossende) hand van God zien; christenen daarentegen mogen Auschwitz niet los denken van de lijdende Messias. Van beide kanten zullen hier wel de nodige tegenwerpingen worden gemaakt. Mijn vraag is vooral: Is er geen enkel (principieel) verschil tussen Auschwitz en Golgotha?
En dan mijn laatste vraag: Als dr. Van de Beek gelijk heeft, hebben joden de Heere Jezus dan wel echt nodig? Op bladzijde 25 zegt hij: „Voor christenen is Jezus de weg tot God.” Kort daarop stelt hij dat, als een gesprek tussen Joden en christenen te veel gevraagd is, laatstgenoemden alles verliezen. Maar als joden het gesprek uit de weg gaan, blijven zij volk van God en geliefden om de vaderen. Zij missen dan alleen de vertroosting en vrede in Christus (blz. 27).
Alverzoening
Wat bedoelt de schrijver precies? Is er zaligheid, eeuwige zaligheid buiten de levende kennis van Christus om? Ik meen dat wie Hem mist alles mist en dat wie de Zoon niet eert ook de Vader niet eert (Joh. 5:23). Dr. Van de Beek wil geen heilsautomatisme (blz. 122), maar komt hij hier en op blz. 83 niet uit bij een soort alverzoening?
In het gesprek tussen joden en christenen wordt inderdaad van beide partijen veel gevraagd; maar als de zaak van eeuwig wel of eeuwig wee niet aan de orde komt, wordt er uiteindelijk toch te weinig gevraagd.