Biografie van Willi Lages, een van de ”Vier van Breda”
Sytze van der Zee is er na langdurig onderzoek nog steeds niet uit: waarom deden zo veel betrokkenen –ook oud-verzetsstrijders– een goed woordje voor Willi Lages, de man die grote aantallen Joden en verzetsleden de dood in joeg? „Het is mij eerlijk gezegd een raadsel wat die mensen bewoog.”
Lages –een van de ”Vier van Breda”– slaagde erin mensen voor zijn karretje te spannen, zoveel is de biograaf van deze „massamoordenaar” wel duidelijk geworden. Maar toch, „je vraagt je af aan welk moreel gezag ze hun argumenten ontleenden om zich voor zijn zaak in te zetten”.
Wat Lages op zijn kerfstok had, is nauwelijks te overzien. Hij was verantwoordelijk voor de deportatie van 75.000 Joden en de executie van zo’n 450 verzetsmensen. Als hoofd van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst zetelde hij in Amsterdam, maar zijn zeggenschap over Joodse Nederlanders strekte zich over heel het land uit.
Zoals een kat met een muis speelt, zo ging Lages om met de Joden. Hij beloofde de voorzitters van de Joodsche Raad dat er voorlopig geen razzia’s zouden plaatshebben, maar voordat de dag voorbij was, werden Joden ruw uit hun huis gehaald en op transport gesteld. Verzetsstrijders liet hij soms met tientallen tegelijk fusilleren; mensen als Johannes Post en Hannie Schaft, maar ook heel veel anderen die nauwelijks meer bekend zijn.
Leven of dood
In Lages’ biografie komen twee thema’s uit het werk van Sytze van der Zee (1939) bij elkaar. Hij schreef al vaker over seriemoordenaars, en ook al vaak over de oorlog, zoals over zijn eigen jeugd in een NSB-gezin. Van der Zee was tot 1996 journalist, onder meer als correspondent voor NRC in Duitsland, Brussel en Washington, adjunct-hoofdredacteur van Elseviers Magazine en hoofdredacteur van Het Parool.
Nu ligt er een biografie over Willi Lages (1901-1971), met als ondertitel: ”Ceremoniemeester van de dood”. Lages besliste of mensen in leven bleven of niet. Heel vaak: niet.
Hij had het politievak in zijn geboortestad Braunschweig geleerd, waar hij bij de straatsurveillance kwam en het in de jaren dertig tot tweede man van de Gestapo bracht. Voordat Hitler in 1933 aan de macht kwam, zaten de nazi’s al drie jaar in de regering van de deelstaat Braunschweig. Lages zorgde ervoor dat tegenstanders die door de rechtbank waren vrijgesproken, alsnog naar een concentratiekamp werden gestuurd.
Jakhals
In Nederland was Lages’ eerste grote opdracht het opsporen en voor de rechter brengen van de leiders van de Februaristaking in 1941, die is omschreven als het enige massale en openlijke protest tegen de Jodenvervolging in bezet Europa. Daarna moest hij de Entjudung –Nederland van Joden ontdoen– zo soepel mogelijk laten verlopen. Hij werd steeds fanatieker. Het verzet probeerde de Duitsers te dwarsbomen, maar Lages sloeg keihard terug. Tal van jonge Nederlanders werden gedood, op zijn bevel. Zijn werkwijze leverde hem bijnamen op als ”het reptiel van de Euterpestraat” –waar het beruchte kantoor van de Duitse politie in Amsterdam stond–, ”politiejakhals” en ”de opperste SD-bandiet”. Schijnbaar beschaafd en aanspreekbaar, maar tot veel gruwelijks in staat.
Lages had iets ongrijpbaars. Realiseerde hij zich wel wat hij had aangericht? Of was hij zo geslepen dat hij dat wist te verhullen? Volgens Van der Zee was Lages „niet alleen wreed, hij was vooral heel berekenend. Een man die de mensen manipuleerde en tijdens zijn verhoren en zijn proces aan één stuk door loog.” Hij deed alsof hij niet wist welk lot de weggevoerde Joden te wachten stond. Ook verklaarde hij dat hij zich wel schuldig voelde omdat hij tot het Duitse volk behoorde, maar niet persoonlijk.
Pleitbezorgers
Toen Lages in 1949 ter dood werd veroordeeld, stroomden de steunbetuigingen binnen. Niet alleen andere Duitsers die gevangenzaten, spanden zich voor hem in, maar ook Nederlanders die tegenover de nazi’s hadden gestaan. Zijn verdedigers waren „zeker niet de eersten de besten”, zoals verzetsman Le Poole (die hem later elke maand bezocht), minister Stikker van Buitenlandse Zaken en Rode Kruismedewerkster Loes van Overeem-Ziegenhardt, de vrouw naar wie een weg bij voormalig Kamp Amersfoort is genoemd omdat ze het kamp van de Duitsers overnam en zich voor de gevangenen inzette. Ook de Duitse regering spande zich voor Lages in. Zelf kwam Van der Zee geen enkele maal in de verleiding sympathie voor zijn hoofdpersoon op te vatten. „Elke keer opnieuw verbaasde het me hoe doortrapt hij te werk ging en de mensen om de tuin wist te leiden.”
Van de oorlogsmisdadigers in Nederland was Lages een van de ergste. Toch ontsnapte hij aan executie. Hij werd ter dood veroordeeld, maar door ingrijpen van koningin Juliana werd het vonnis in 1952 door gratie omgezet in levenslange gevangenisstraf, tegen de wil van premier Drees in.
Lages behoorde volgens Van der Zee tot de vele oorlogsmisdadigers die toetraden tot de Rooms-Katholieke Kerk. „Die hielp je je zonden te vergeven.” Op paaszaterdag in 1954 werd Lages in de kapel van de Scheveningse strafgevangenis gedoopt. Vanaf 1955 zat hij in Breda opgesloten, samen met Aus der Fünten, Fischer en Kotälla. Ze werden bekend als de Vier van Breda.
Op vrije voeten
Voor Lages was de straf uiteindelijk niet levenslang. Hij mocht in 1966 naar Duitsland omdat hij terminaal ziek zou zijn. Minister Samkalden van Justitie nam dat besluit zonder dat de Tweede Kamer ervan wist. Er barstte een storm van protesten los, ook van Joodse nabestaanden en het voormalig verzet.
Lages bleek geen kanker te hebben, maar een darmafsluiting, waarvoor hij enkele keren werd geopereerd. Hij keerde niet terug naar Breda en heeft nog vijf jaar in vrijheid geleefd. Zijn vrouw en hij hadden er geen goed woord voor over dat Nederlandse journalisten –onder wie Van der Zee– hen in die tijd niet met rust lieten. Lages had er zelfs een mooi woord voor: „Gestapo-methoden.”
Boekgegevens
”Willi Lages. Ceremoniemeester van de dood”, Sytze van der Zee; uitg. Prometheus; 472 blz.; € 42,50