Cubaans Bijbelgenootschap opgericht: „historisch moment”
In Cuba is in september vorig jaar een Bijbelgenootschap opgericht, de Sociedad Bíblica Cubana. „Een historisch moment”.
Dat schrijft het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap (NBG) op zijn website. Het NBG sprak met directeur Alain Montano Hernández en voorzitter Joel Ortega Dopico van het Cubaanse Bijbelgenootschap (CBG). Beiden zijn voorganger in een protestantse kerk.
„Tot zo’n 25 jaar geleden werd alles wat christelijk was, tegengewerkt”, aldus de twee. „Christenen waren tweederangsburgers en werden sterk gediscrimineerd, bijna vervolgd. Daarna kwam er meer vrijheid.” Ortega: „Tegenwoordig is de situatie heel anders. We hebben ongekende mogelijkheden om de kerken aan Bijbels te helpen. En de kerk groeit. Hoe dat komt? Het heeft te maken met de economische malaise op Cuba, maar ook met de volharding en trouw waarmee de kerk de moeilijke jaren 1958-1995 doorstaan heeft. Dat leverde de kerk een goede naam op.”
De twee geven aan dat er op dit moment te weinig Bijbels en kinderbijbels zijn om aan de behoefte te voldoen. „Vooral niet voor kinderen en voor jonge mensen die net tot geloof gekomen zijn. Maar ook voor andere doelgroepen, zoals gevangenen.” Lange tijd mochten er in het communistische Cuba geen Bijbels worden verspreid voor missionaire doeleinden. Dat is nu anders geworden, aldus Ortega. „De Geest is hier aan het werk.”
Het NBG noemt de oprichting van het Cubaanse Bijbelgenootschap een historisch moment. „In de jaren 1950 was er op Cuba een kantoor van het Amerikaans Bijbelgenootschap. Na de machtsovername door Fidel Castro in 1958 werd dat bestempeld als „winstgevende Amerikaanse onderneming” en moest sluiten. In 1983 werd een Commissie voor de Bijbel opgericht, die probeerde voor Bijbels te zorgen, in samenwerking met de UBS. Na veertig jaar is er eindelijk een volwaardig Bijbelgenootschap.”
De „eerste prioriteit” zal, aldus Ortega en Montano, nu zijn „magazijnen en winkels openen, auto’s aanschaffen en personeel aantrekken. Ook werken we samen met de kerken en met andere Bijbelgenootschappen. Zo hopen we aan middelen te komen voor ons werk.”