IPO na kritiek: standpunt spreidingswet bepaald door provincies
Het Interprovinciaal Overleg (IPO) zegt het standpunt over de spreidingswet te hebben ingenomen na overleg met alle provincies. Een woordvoerder van het IPO reageert daarmee op de kritiek die kwam van JA21 en BBB, nadat vertegenwoordigers van het overlegorgaan dinsdag een petitie hadden aangeboden aan de Eerste Kamer. Daarin pleit het IPO, samen met de VNG en het COA, voor invoering van de spreidingswet.
Dat leidde tot verontwaardiging bij provinciale fracties van JA21 en BBB en enkele PVV’ers. Statenleden van die partijen vroegen zich af namens wie het IPO spreekt. Ze zeggen niet betrokken te zijn geweest bij het innemen van dit standpunt en het er ook niet mee eens te zijn. JA21 stelde in alle provincies waarin het is vertegenwoordigd schriftelijke vragen aan het college van Gedeputeerde Staten over de gang van zaken en het mandaat van het IPO.
Volgens de IPO-woordvoerder worden standpunten van het overlegorgaan bepaald door „de gezamenlijke provincies”. Dit gebeurt via de bestuurlijke adviescommissies en het IPO-bestuur. In beide organen zijn bestuurders uit alle provincies vertegenwoordigd, die spreken namens hun college.
Het IPO heeft zich in de afgelopen jaren vaker uitgelaten over de spreidingswet en ook al eens bezwaren ingediend. De wet zoals die nu voorligt aan de Eerste Kamer, kan op instemming van de provincies rekenen. Eind vorig jaar werd dit standpunt zowel in de bestuurlijke adviescommissie als in het bestuur bevestigd. „De petitie is hiervan een uiting geweest.”
De Eerste Kamer stemt dinsdag over de spreidingswet. Nu de VVD heeft aangegeven voor de invoering te stemmen, lijkt daar een meerderheid voor te zijn.