Pleidooi voor meer aandacht voor twintigers in de kerk
Hoe voorkomen we dat twintigers afhaken? In het boek ”Bottom-up kerk” presenteert Tabitha van Krimpen haar nieuwe visie op de kerk.
Bottom-up gaat om een omkering. De mensen aan het grondvlak moeten weer centraal staan. De kerk moet zijn waar de mensen zijn. Hoewel de geschetste problemen zorgwekkend zijn en de intentie om deze op te lossen bijval verdient, is de voorgestelde oplossingsrichting allerminst overtuigend.
Het boek betoogt dat het huidige paradigma in de kerk, waarbij lokale gemeenten erg intern gericht zijn en op een ambtelijke manier worden bestuurd, niet langer voldoet. Verandering is dringend nodig om te voorkomen dat twintigers in groten getale afhaken.
In het voorwoord schrijft de auteur dat ze dit boek schrijft vanuit liefde voor de kerk. Diezelfde kerk heeft haar wel teleurgesteld, daarom is het wel „een liefde die provoceert, die zich niet meer wil verschuilen achter theologie, regels en structuren om de status quo te verdedigen”.
De analyses in het boek zijn scherp en vaak herkenbaar. Twintigers (de jongvolwassenen tussen de 20 en 29 jaar) kunnen makkelijk tussen wal en schip vallen in de kerk. Ze zijn het jeugdwerk ontgroeid en ze hebben vaak nog geen aansluiting bij de oudere generaties. Ondertussen moeten ze beslissende levenskeuzes maken in een complexe tijd. Hoofdstuk twee beschrijft op een toegankelijk manier waar verschillen zitten tussen de generaties X, Y („millennials”) en Z („de digigeneratie”). Waarden en drijfveren zijn behoorlijk verschillend, en dat heeft ook effect op het omgaan met zingeving.
Na een analyse van de jongeren volgt een beschrijving van de huidige protestantse kerk. Eerst op het niveau van de plaatselijke kerk, denk aan de positie van de predikant, de gastvrijheid en de omvang van de gemeente. Vervolgens van de landelijke kerkorganisatie. Hoe zijn synode en classes ingedeeld? Hoe functioneren macht en hiërarchie en welke ondersteunende organen zijn er? Conclusie is dat de kloof tussen twintigers en zowel de lokale als de centrale (landelijke) kerk te groot is. Een diepgaande transformatieve verandering is nodig, zo betoogt de auteur.
Top-down
Hoe die verandering eruitziet? Om toekomstgericht te worden moet de kerk haar blik veranderen. Volgens de schrijver zijn veel kerken nu top-down. Regels en procedures bepalen wat gemeenten wel en niet kunnen doen, het kerkbestuur (synode, commissies, kerkenraad) is geen afspiegeling van de mensen in de kerk en de kerk is intern gericht. De kerk moet bottom-up worden. Deze kerk faciliteert wat gelovigen belangrijk vinden en niet het systeem staat centraal, maar de gelovigen vormen het uitgangspunt. Geen mechanische, bureaucratische organisatievorm maar juist minder scheiding tussen regelende en uitvoerende activiteiten en minder splitsing in deeltaken. Geef mensen in de gemeenschap zelf de ruimte om beslissingen te nemen en zelf initiatieven te ontplooien en ze zullen zich meer betrokken voelen.
Het boek sluit af met een appel aan de lezer om zelf in actie te komen en met een aantal praktijkvoorbeelden.
Enkele kritische kanttekeningen bij dit boek zijn nodig. Wanneer de gelovigen het uitgangspunt moeten vormen in de organisatie van de kerk, dan klinkt dat mooi, maar doorademt dat de postmoderne tijdgeest. De kerk gaat juist bloeien wanneer mensen afzien van zichzelf, hun hoop op de levende God stellen en verlangen om Zijn heilzame geboden te gehoorzamen.
De Bijbelse onderbouwing op basis van 1 Korinthe 12 is dun. Alle leden van het lichaam doen ertoe en hebben hun eigen functie. Daarmee kun je niet zeggen dat Paulus bedoelt dat ieder waardevol lid ook leiding moet geven, en beslissingsbevoegd moet zijn. Ieder draagt bij, maar juist het Nieuwe Testament geeft concrete aanbevelingen voor gezag en controle in de gemeente. De visie op de ambten komt helaas nagenoeg niet aan bod in het boek.
In de inleiding staat: „Over de kerk en haar theologisch belang zijn al bibliotheken vol geschreven. Dit boek heeft geen ecclesiologie tot doel.” Dit is te makkelijk. Je kunt niet een nieuwe visie op de kerk presenteren en tegelijk alle relevante literatuur uit de afgelopen honderden jaren opzijschuiven. Als de schrijver minimaal één hoofdstuk van het boek gebruikt had om haar denken in ecclesiologische context te plaatsen, was het veel sterker geweest.
De auteur gebruikt een godsdienstsociologische benadering van de kerk. Ze ziet de kerk als groep, een netwerk, een gemeenschap, een vereniging, een volk, een beweging, een organisatie. Hier mist het verticale besef van ecclesia. De kerk als ”verzameling bijeengeroepenen”. Natuurlijk, het menselijke doet mee. Maar wat is het vertrekpunt? Van wie is de kerk? Inzichten vanuit de bedrijfskunde zijn interessant om te gebruiken en creatief gevonden, maar worden te makkelijk gekopieerd naar de kerk.
De problematiek van kerkverlating is prangend, dat maakt het boek op een inzichtelijke manier duidelijk. Echter, de oplossing is niet allereerst organisatorisch, maar geestelijk.
Boekgegevens
“Bottom-up kerk. Zijn waar twintigers zijn”, Tabitha van Krimpen; uitg. KokBoekencentrum; 191 blz.; € 20,00