Bolsward, een schatje van een stadje
Probeer nooit een stadswandeling in Bolsward in een halve dag te doen. Dat zal niet lukken. De hartelijke Bolswarders zijn altijd in voor een praatje, een praat eigenlijk.
Het centrum van Bolsward vormt als het ware een eiland, omsloten door een stadsgracht. En dwars door het eiland loopt van noord naar zuid een vaart die voor het gemak ook stadsgracht heet. Ietwat verwarrend. Dat geldt ook de status van Bolsward als Hanzestad. Hanzesteden liggen steevast aan een flinke rivier, Bolsward niet. Maar lang geleden reikte de Marneslenk vanuit de Zuiderzee tot aan Bolsward. Dus toch. De slenk is nu ‘verzand’ tot weiland.
De handelsstad gooide op tijd het roer om en vergaarde vervolgens welvaart door boter- en zuivelhandel. Een welvaart die op een wandeling door de binnenstad nog steeds opvalt. Grachtenpanden, siergevels, monumentale kerken, vestinggrachten, bolwerken en een bloeiende middenstand.
De routebeschrijving kopen we bij de VVV in gebouw De Tijd, dat vastgeplakt zit aan het oude stadhuis. Het boekje levert een schat aan informatie over onder meer stadhuis, Broere- en Martinikerk en grachtengordel.
Dan begint de zwerftocht door Flipsteeg, Wipstraat en Hengstepad. Langs Looiersbuurt, Dijlakkers en Skilwyk. De Broerekerk, een oude kloosterkerk uit 1300, hield lang stand, zelfs na een brand in 1980. In 2006 is een glazen dak op de ruïne gezet en nu ‘leeft’ het gebouw verder als oudste monument van de stad.
De tocht voert over talloze posten –het Bolswardse woord voor bruggetjes– langs een deel van de stadsgracht en over het Hoog Bolwerk. Daar moet de Joodse begraafplaats zijn geweest; we kunnen hem niet vinden. Een dame biedt juist haar hondje wat sanitair vertier en weet ons te vertellen dat de begraafplaats al lang geleden verhuisde naar de algemene begraafplaats. De Joodse gemeenschap zelf verdween al in 1911; de synagoge werd verkocht, ging dienstdoen als pakhuis en in 1991 maakte sloop een definitief eind aan zijn bestaan.
Het enige Joodse spoor zien we in het Sint Antony Gasthuis aan de Nieuwmarkt. Het gebouw is opgedeeld in appartementen en voor een van de ramen hangt, over een stoel, de Israëlische vlag.
Tegenover het Gasthuis kom je via een zwart ijzeren hek op een smal pad langs een rijtje kleine huisjes. Links en rechts informeren we welke functie de huisjes vroeger hadden. Er komen veel verhalen, maar niet over de huisjes. We stappen een antiekzaakje binnen. Nee, de winkelier weet het ook niet, hij komt immers uit Amsterdam. Een klant, een oude dame, weet het. „Ik woon er al dertig jaar. Vroeger hoorde het bij het Gasthuis. Mensen konden zich inkopen voor 2000 guldens. Maar dan waren ze ook verzekerd van een dak boven hun hoofd en verzorging voor de rest van hun leven.” Kom daar voor zo’n prijs nu maar eens om.