Schoonheid: Bloemlezing
Het is betrekkelijk eenvoudig om een bibliofiel op de kast te krijgen. Een kraaknieuwe paperback wijd opengevouwen op de bankleuning. Vette chipsvingers op een matzwarte softcover. Maar bovenal: totale desinteresse.
Niets kan de lettervreter zo ontstellen als wanneer iemand op de vraag „Wat is je lievelingsboek?” zonder blikken of blozen riposteert: „Geen een. Ik hou niet van lezen.” Zoiets voelt toch een beetje alsof iemand bekent dat hij in zijn vrije tijd jonge poesjes in het Hollands Diep verdrinkt.
Leestrauma ontstaat vaak al op vroege leeftijd. Het eindeloos hakken en plakken, de monotone voorleesdreun van de geroutineerde klassenlezer en het eenlettergrepige universum waarin alle kinderen tim, saar of roos heten, altijd taart en nimmer cake eten en wel een kat, maar nooit een cavia mogen is voldoende om sommige kleuters voorgoed een gezonde afkeer van alles tussen twee kaften te bezorgen. Wie daarbij ook nog eens last heeft van dyslexie, ziet vaak helemaal de lol van lezen niet meer in (waarvoor begrip; ik heb het altijd al vrij dubbelzinnig gevonden om iemand met woordblindheid te voorzien van een label dat bij Scrabble algauw 26 punten oplevert…).
Toch denk ik dat mensen die beweren niet van lezen te houden, zichzelf onderschatten. Lezen is meer dan met een boekje in een hoekje. Het beperkt zich namelijk niet tot woorden alléén. De zoekopdracht ”bloemen lezen” levert op Amazon ruim dertig handboeken op, en de term ”handen lezen” meer dan honderd bloemlezingen. Je kunt sterren lezen, noten, gedachten, lippen, en, als je een beetje Etruskisch bent ingesteld, ingewanden.
Zelf lees ik altijd graag schoeisel. Je wilt in een volgepropte trein tenslotte toch een idee hebben van wie er met zijn knoflookadem in je nek staat te hijgen, zonder de geldende sociale conventies daarbij te veronachtzamen. De Pulitzerprijs volgt bij het uitstappen. Het is werkelijk wonderbaarlijk wat hagelwitte Nikes, afgetrapte Converses of suède Van Bommels over de leeftijd, occupatie of gemiddelde buikomvang van hun bezitter prijsgeven.
Er bestaat echter ook zoiets als leesblindheid voor dagelijkse dingen. Zo heb ik persoonlijk moeite met het lezen van verkeersregelaars. Hun uitgestrekte armen, verwoede gebaren en dwingende blikken zijn mij een choreografie van chaos. Pas als me op een dorpskruispunt wordt toegebruld of ik soms op de tram sta te wachten, waag ik mij schoorvoetend in het verkeersgewoel (u begrijpt dat de antipathie inmiddels wederzijds is).
Dergelijke verwarring kan meerdere oorzaken hebben. Wie moeite heeft met het lezen van een tekst, kent mogelijk de taal niet, is analfabeet of houdt zijn ogen dicht. Voor de wereld om ons heen geldt eigenlijk hetzelfde. Neem het beschrijven van een goede wijn. Je kunt de verschillende aroma’s weliswaar proeven, maar bij gebrek aan de juiste terminologie niet benoemen; je bent niet in staat de nuances in de smaak te onderscheiden omdat je simpelweg niet weet dat er zoiets als nuances bestaan; of je proeft niets omdat je kleuterjuf bent, het griepseizoen is en je neus, zoals de Kalverstraat, in chronische staat van verstopping verkeert.
Het verhelpen van de eerste twee oorzaken vraagt enige toewijding van de lezer. Niet iedereen is zo dol op lezen dat hij Tolstoj in het Russisch wil doorgronden, zoals niet iedereen vinoloog hoeft te zijn om een pinot blanc te waarderen. Maar wat elk mens kan, is zijn ogen openen. Lezen betekent namelijk eenvoudigweg ”verzamelen”. Het enige wat je hoeft te doen, is de zinnen terloops oprapen, de letters als schoven binden, ze schikken tot een veelkleurig boeket. En ben je niet zo’n woordkunstenaar? Blijf maar dicht bij je leest. Zeg het met schoenen.