„Ik kan lekker wél lopen”
LEIDEN - „Ik heb bewezen dat het wel degelijk mogelijk is om met een open ruggetje mee te draaien in de maatschappij”, lacht Eelco Kruidenier (34), zoon van Klazien Bron.
Lopend door het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis in Leiden wijst Kruidenier naar tal van opgezette dieren. „Nee, die olifant is niet echt. Dat dier is zo zwaar dat hij in elkaar zou zakken als je het beest op zou zetten.” Kruidenier heeft een baan als collectietechnicus bij het museum.In zijn kinderjaren lag Eelco met de regelmaat van de klok in het ziekenhuis. Hij denkt er met gemengde gevoelens aan terug. „Ik ging er jankend naartoe, want ik wilde niet naar het ziekenhuis. Moest ik weer weg, dan was het ook weer janken. Ik had vriendjes gemaakt en leuke zusters ontmoet.”
Ook aan zijn jaren op de lagere school bewaart hij verschillende herinneringen. „Ik kon niet meedoen met voetballen. Dat is best zwaar. Ik werd gepest. Maar ik had ook wel vriendjes. Na een operatie aan mijn benen moest ik een paar weken in een rolstoel. We hebben toen wat afgesjeesd. Dan kreeg je zo’n zeepkistgevoel. Ooit kregen we een klapband. Dat was verschrikkelijk lachen.”
In zijn puberteit had hij vaak eenzame perioden. „Mijn vrienden kregen vriendinnetjes, ik niet. Ik heb een behoorlijke crisis doorgemaakt. Ik zat in mijn eentje avond na avond televisie te kijken.”
Op 22-jarige leeftijd kwam er een keerpunt. „Op een avond nam mijn jongere zus me mee om een avondje mee uit te gaan. Ze zei: Jij gaat niet de hele avond voor de tv zitten. We gingen naar de kroeg. Het was daar heel gezellig. Ik merkte dat mensen interesse in mij hadden. Ik kon uitleggen waarom ik moeilijk loop en incontinent ben. Dat durfde ik voorheen niet. Nu schaam ik me niet meer om bijvoorbeeld op mijn werk te zeggen dat ik in sommige gevallen luiers mee moet nemen.”
Een hoogtepunt was het behalen van zijn rijbewijs tien jaar terug. Na 200 lessen bemachtigde hij het roze papiertje. „Het CBR adviseerde me met een automaat te gaan rijden. Maar dat wilde ik niet. Ik kan ook remmen, de koppeling en het gaspedaal intrappen. Ik heb een examinator bijna door de voorruit gejaagd. Hij vroeg me zo hard mogelijk te remmen, op het moment dat hij een seintje gaf. Toen het zo ver was, heb ik met al mijn kracht dat rempedaal ingetrapt. Die man schoot naar voren tot een centimeter voor de ruit. Prachtig vond ik dat.”
Op straat reageren mensen over het algemeen „vrij positief” op zijn handicap. Spontane reacties van kinderen doen de Leidenaar goed. „Soms zie je kinderen giechelen en raar kijken. Dat geeft niet. Pas zei zo’n kind: „Meneer, hebt u nou pijn?” Erg leuk. Laat ze maar kennis met me maken.”
In Nederland wordt „te snel” geoordeeld dat een kind met een open ruggetje niet levensvatbaar is, stelt Kruidenier, die overigens de levensbeëindiging bij zwaar gehandicapte baby’s niet in alle gevallen afwijst. „Ik vind dat artsen te sombere voorlichting geven. Men komt met het ergste scenario. Na mijn geboorte werd gezegd dat ik nooit zou kunnen lopen. Nou, ik kan lekker wél lopen.”
Door zijn handicap moet Kruidenier sommige idealen laten varen. „Ik zou graag een langere trektocht in het Himalayagebergte willen maken. Maar dat gaat niet. Ik moet dan mijn luiers meesjouwen en ik kan het afval daar in de bergen niet kwijt.”
Kruidenier wijst erop dat spina bifida diverse gradaties kent. „Mijn rug was bij de geboorte voor een beperkt deel open. Er zijn ook mensen die er erger aan toe zijn, die in een rolstoel zitten. Ik kan me voorstellen dat zij erg depressief zijn, ik heb daar zelf bij vlagen ook last van. Maar ik heb mensen met zware handicaps in rolstoelen gezien die toch levenslust uitstralen.”