Ik spreek mijn talen
Titel:
”Ik”
Auteur: Philip Waechter
Uitgeverij: Lemniscaat, Rotterdam, 2004
ISBN 90 5637 641
Pagina’s: 60
Prijs: € 7,95. Zelden stemt het kind in de volwassene overeen met de volwassene in het kind. En laat dat nu net de ultieme eis zijn die je aan een prentenboek mag stellen. Voorlezen en plaatjes kijken is iets dat leuk moet blijven, zowel voor ouder als kind. Dat is het geheim van onder andere ”Pluk van de Petteflet”. De Duitse illustrator Philip Waechter lijkt hierin ook te slagen.
Het bescheiden boekje van Waechter gaat over een verre van bescheiden beer die uiterst zelfvergenoegd op de voorkant prijkt. De niet mis te verstane titel: ”Ik”.
Deze beer moet een assertiviteitstraining gevolgd hebben, waarbij de nadruk lag op het benoemen van eigen positieve punten. Bladzijdenlang gaat het door: „Ik ben een kanjer. Ik hou van de kleine dingen in het leven. Ik heb een warm hart.”
Maar vervelen doet het niet. Deze beer heeft charme, en dat komt niet het minst door de olijke tekeningen, die met evenveel vaart als plezier gemaakt zijn. „Ik spreek mijn talen”, is het onderschrift bij de prent waarin onze beer als kosmopoliet in een Franse bakkerij staat en beveelt: ”Une baguette et deux croissants!”
De prenten vullen niet in, maar verbeelden. Volwassenen genieten van de humor waarmee verbeeld wordt, kinderen worden aangetrokken door kleurige en duidelijke plaatjes. Bovendien leren zij door de zich in ieder plaatje herhalende boodschap -ik vind mezelf goed- de lol van het uitbeelden kennen, steeds weer op een andere manier.
Wending
Halverwege neemt de berenmonoloog echter een wending, die het dubbele plezier van ouder en kind onnodig doorbreekt: de beer gaat zijn masker afdoen. Hij geeft toe zich soms verschrikkelijk eenzaam te voelen en het eindigt ermee dat hij zich verlangend in de armen stort van ”die ene beer” die hij nooit kan missen. De omslag in zijn karakter en het toegeven van eigen zwakte mogen dan voor de voorlezer herkenbaar zijn, deze zelfspot ontgaat jonge kinderen ten enenmale.
Zo mikt de auteur op een wat mistige doelgroep. Hij scheen op weg om een goed prentenboek te maken voor jong en oud samen. Maar gaandeweg heeft Waechter zich innerlijk, in een halffilosofische tussenzone, op de laatste groep gericht en dat reserveert ”Ik” voor lezers boven de twaalf.
Het doet niets af aan de kwaliteit van tekst en tekeningen. De teleurstelling zit ’em -naast het feit dat kinderen halverwege waarschijnlijk afhaken- in het nogal clichématige keerpunt: ineens is die leuke verwaande beer een zieligerd die zegt: „Ik kan alles, maar ik kan niet zonder jou.” En dat is het recept voor een flauw Valentijnsgeschenk.