Schadevergoeding voor Iraanse slachtoffers gifgasaanvallen
De rechtbank in Den Haag heeft het Nederlandse bedrijf Forafina Beleggingen (voorheen KBS Holland) veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan vijf Iraanse slachtoffers van gifgasaanvallen in de jaren tachtig. De hoogte van de schadevergoeding moet nog worden bepaald. KBS Holland verscheen in juni niet tijdens de rechtszaak.
Het Nederlandse bedrijf Melchemie van de begin deze maand overleden miljardair Hans Melchers (nu Otjiaha) is volgens de rechtbank niet aansprakelijk voor letselschade.
De Iraniërs waren als militair of vrijwilliger actief in het Iraanse leger toen ze volgens hun advocaat Liesbeth Zegveld afschuwelijk letsel opliepen door Iraakse aanvallen met mosterdgas. Ze vochten op dat moment in het grensgebied tussen Iran en Irak. Ze waren tussen de 16 en 22 jaar oud. Volgens de slachtoffers zijn de Nederlandse bedrijven aansprakelijk omdat ze grondstoffen leverden.
Ze kampen nog steeds met ernstige gezondheidsschade en hebben last van hun longen, ogen en huid. „De impact van mosterdgas stopt nooit en wordt alleen maar erger”, zei Zegveld tijdens de rechtszaak.
De rechtbank concludeert dat toen Melchers thionylchloride aan Irak leverde, nu bijna veertig jaar geleden, nog niet in brede kring bekend was dat het Iraakse regime mosterdgas inzette in de oorlog tegen Iran. „Laat staan dat Irak voor de productie van dat gas thionylchloride gebruikte”, aldus de rechtbank in het vonnis. „Die stof kan ook voor vreedzame doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld als bestrijdingsmiddel in de landbouw of voor de vervaardiging van plastics.”
De rechtbank benoemt dat de Nederlandse overheid de handel met Irak begin jaren tachtig stimuleerde en dat de grondstof niet op een lijst stond waarvoor een exportvergunning vereist was. Dit gebeurde pas jaren later. Voor de rechtbank staat daarmee niet vast dat Melchers destijds wist of had moeten begrijpen dat Irak in de oorlog met Iran mosterdgas gebruikte.
Dat Forafina Beleggingen wel aansprakelijk is gesteld voor de schade komt onder meer doordat het bedrijf wegbleef bij de zaak en dus geen verweer voerde. De rechtbank had de claims tegen het bedrijf alleen kunnen afwijzen als ze ongegrond of onrechtmatig lijken en dat is volgens de rechters niet het geval.