In 67 procent van de gevallen ging het om strafbare feiten als bekladding, discriminatie, dreiging, brandstichting en belediging.

Dat hebben de ministers Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken) maandag geschreven in antwoorden op schriftelijke vragen van de Tweede-Kamerleden Dijsselbloem en Van Heemst van de PvdA. Bijna een op de zes incidenten was gericht tegen een islamitische instelling. Vooral islamitische en christelijke gebedshuizen waren doelwit, waarbij moskeeën (104 keer) vaker werden getroffen dan kerken (37 keer).

Ook scholen moesten het geregeld ontgelden: zestien keer een islamitische school en negen keer een christelijke. Verder kregen onder meer islamitische verenigingen en stichtingen, islamitische middenstanders en openbare overheidsinstellingen met incidenten te maken.

Het Nationaal Informatieknooppunt van het Korps Landelijke Politiediensten heeft de gegevens van politiekorpsen tot en met 23 november geanalyseerd. Sinds 20 november is het aantal incidenten dat een relatie heeft met de moord op Van Gogh sterk afgekomen, aldus de ministers. Het strafrechtelijk onderzoek moet volgens hen nog uitwijzen wat de achtergronden van de incidenten zijn en of er een verband tussen de voorvallen bestaat.

Maar het laat volgens de ministers onverlet dat de incidenten „in meer of minder directe wijze een reactie vormen” op de moord op Van Gogh en andere gewelddadigheden. „In die zin is er sprake van een verontrustende samenhang in de afzonderlijke gewelddadigheden, ook als daartussen geen directe relatie bestaat”, schrijven Donner en Remkes.