Mogelijk 53.000 Polen in Nederland
In Nederland werken veel meer Polen dan tot nu toe werd aangenomen. Uit een rapport van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) bleek vrijdag dat hun aantal over 2004 tussen de 34.000 en de 53.000 ligt. Dit is aanmerkelijk meer dan de 25.000 tewerkstellingsvergunningen die arbeidskrachten uit Midden-Europa vorig jaar in totaal kregen.
„Veel in Nederland werkzame Polen beschikken over een Duits paspoort en hebben daarom geen tewerkstellingsvergunning nodig”, zegt de RWI, het overlegorgaan van werkgevers, werknemers en gemeenten.
Het Centraal Planbureau (CPB) had eerder gerekend op een toestroom van maximaal 10.000 Oost-Europeanen. In een reactie op het getal van 25.000 zei staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken nog eens goed te willen kijken naar de vergunningen. De toestroom vormt een bedreiging voor zijn beleid om zo veel mogelijk uitkeringsgerechtigden aan het werk te krijgen.
De RWI vindt daarom dat Nederland de beperkingen in de toelating van buitenlandse arbeidskrachten in ieder geval tot mei 2006 moet handhaven. Gemeenten moeten de tussenliggende tijd gebruiken om bijstandstrekkers aan de slag te krijgen. Het gaat hierbij voor om werk in de land- en tuinbouw.
Overigens kunnen niet alleen Polen met een Duits paspoort zonder werkgunning in Nederland aan de slag. Polen mogen ook als eenmansbedrijfje gewoon hier werken. Nederlandse bedrijven besparen op die manier op hun arbeidskosten. „Afgezien van het feit dat deze zelfstandigen niet gebonden zijn aan het Nederlandse minimumloon, zijn er dan ook mogelijke voordelen in de sfeer van belasting en sociale premies”, aldus de RWI.
Opvallend is dat Polen die als werknemer hier komen niet per definitie goedkoper zijn dan Nederlandse werknemers, aldus de raad. Werkgevers in de land- en tuinbouw, de vleessector en de bouw vinden de motivatie van Nederlanders vaak gebrekkig en Polen een stuk productiever.
Voor Van Hoof is het rapport van de RWI een extra motivatie om actie te ondernemen. Volgens de woordvoerster van de staatssecretaris wordt het beeld onderstreept dat er wat gedaan moet worden aan de verhouding tussen Polen die in Nederland werken en de uitkeringsgerechtigden die in de land- en tuinbouw aan de slag gaan. Nog deze maand gaat de bewindsman met de sector, het CWI, de RWI en gemeenten praten.
Voor 1 mei wil Van Hoof duidelijkheid hebben over de manier waarop de kwestie het beste kan worden aangepakt. Vorige maand pleitte hij in de Tweede Kamer al voor het opzetten van een detacheringsbureau om werklozen in de land- en tuinbouw aan het werk te zetten. Daarbij baseerde hij zich op een eerder advies van de RWI.