Schandaal rond VN’er Benon Sevan
Het hoofd van het olie-voor-voedselprogramma van de VN voor Irak, de Cyprioot Benon Sevan, heeft zich schuldig gemaakt aan „belangenverstrengeling” waardoor „de integriteit van de VN ernstig is ondermijnd.”
Dat is de belangrijkste conclusie van een interim-rapport van een onderzoekscommissie onder leiding van Paul Volcker, de vroegere voorzitter van Amerika’s centralebanksysteem.
Het rapport werd woensdag aangeboden aan VN-secretaris-generaal Kofi Annan. Die liet donderdag via zijn chef-staf Malloch Brown weten dat er „disciplinaire maatregelen” tegen Sevan genomen zouden worden. Wat dat voor maatregelen kunnen zijn is nog onduidelijk, want Sevan is al met pensioen. Hij staat nog voor 1 dollar per jaar op de loonlijst van de VN voornamelijk om de organisatie te helpen in het onderzoek naar de fraude rond eerdergenoemd olie-voor-voedselprogramma.
Dat programma kwam in 1996 tot stand en was bedoeld om de Iraakse bevolking te helpen. De VN kondigde in 1991 na de Golfoorlog namelijk scherpe sancties af tegen Irak. Daarvan had vooral de bevolking te lijden. Om dat lijden te verlichten ging de VN ermee akkoord dat Saddam Hussein een deel van Iraks olieproductie zou mogen verkopen op de internationale markt. Van de opbrengst mocht Bagdad voedingsmiddelen en medicijnen aanschaffen. In november 2003 werd het programma beëindigd, nadat de Amerikaans-Britse invasie een eind aan het regime van Saddam had gemaakt.
Het was al snel duidelijk dat er „gerommeld” werd met het programma, maar er was onder de leden van de VN-Veiligheidsraad onvoldoende belangstelling om in te grijpen. Dat gold ook voor Iraks oliesmokkel via Jordanië, Turkije, Syrië en Egypte. Na beëindiging van het programma drong het Amerikaans Congres aan op een onderzoek naar de fraude rond het olie-voor-voedselprogramma. Een deel van het parlement staat kritisch tegenover de VN in het algemeen en vooral tegenover Annan, die zich kritisch heeft uitgelaten over het Amerikaans-Britse militaire offensief in Irak.
Annan vroeg Paul Volcker vorig jaar om een onderzoek in te stellen. Het interim-rapport dat nu voorligt houdt zich bezig met het management van het programma dat onder leiding stond van Sevan. Die zou als administrateur van het programma bij Bagdad hebben gepleit voor olietoewijzingen aan het Zwitserse oliebedrijf AMEP. Daarvoor zou Sevan steekpenningen hebben ontvangen. Er is namelijk sprake van een overschrijving van 160.000 dollar. Volgens Sevan komt die van zijn „tante.” Dat is erg onwaarschijnlijk. De desbetreffende tante leefde namelijk op Cyprus van een bescheiden overheidspensioen. Vergelijkbare beschuldigingen uit het Volcker-rapport tegen Joseph Stephanides, die indertijd hoofd was van de sanctieafdeling van de VN.
De Volcker-commissie heeft zich nog niet gebogen over mogelijke belangenverstrengelingen van de familie Annan. Kofi’s zoon Kojo werkte voor het Zwitserse bedrijf Cotecna. Voor deze firma zou hij inspectieopdrachten in het kader van het VN-programma hebben binnengehaald al of niet via zijn invloedrijke vader. Volcker zet overigens vraagtekens bij de miljardenbedragen die eerder genoemd zijn en die Saddam verdiend zou hebben met de fraude rond dit programma. Dat geld kan volgens Volcker ook verdiend zijn met eerdergenoemde oliesmokkel. Overigens heeft de Volcker-commissie ook Annans voorganger Boutros Ghali gevraagd om te getuigen.