Meer respect nodig voor bestuurders van scholen
De Onderwijsraad maant regering en Tweede Kamer meer respect te tonen voor de verantwoordelijkheden van schoolbesturen. Maar omgekeerd tikt de raad ook schoolbesturen op de vingers: sommige zijn „losgezongen van hun scholen”.
Dat staat in het rapport ”Een duidelijke positie voor schoolbesturen”, dat de Onderwijsraad vorige week uitbracht. Opmerkelijk dat de raad met dit advies komt, want niemand had erom gevraagd. Normaal vraagt de regering of de Tweede Kamer om adviezen van het hoogste adviesorgaan over onderwijszaken. Maar dat was nu niet het geval. Het rapport verscheen op initiatief van de raad zelf. En dat kan ook. De raad mag ongevraagd aan regering en Tweede Kamer adviseren. Als de raad dat doet, dan is er wel wat loos.
Nederland telt bijna 900 schoolbesturen in het primair onderwijs en bijna 300 in het voortgezet onderwijs. Zij hebben ruim 60000 basisscholen en meer dan 500 middelbare scholen onder hun beheer. Ze zijn onder meer eindverantwoordelijk voor het personeelsbeleid, de financiën en de huisvesting.
Modieus
Het valt niet helemaal uit te sluiten dat het advies van de Onderwijsraad er ook is gekomen omdat de Tweede Kamer en ook de voormalige minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs Dennis Wiersma zich een- en andermaal negatief hebben uitgelaten over schoolbesturen.
Schoolbesturen hebben in de ogen van sommige Kamerleden te weinig verstand van de onderwijspraktijk, potten overheidsgeld op, investeren niet of in de verkeerde dingen en zetelen in modieuze kantoren met hoogpolig tapijt. Volgens Wiersma zijn niet alle bestuurders geschikt en daarom wilde hij „de zeggenschap in de school en in de klas bij de leraar” leggen.
De Onderwijsraad keert zich in stevige bewoordingen tegen deze kijk op schoolbesturen. Voorzitter Edith Hooge: „We waarschuwen dat dit soort uitingen een toon zet en een beeld creëert waarmee je de positie van schoolbesturen ondergraaft.”
De Onderwijsraad trekt stevige conclusies over de manier waarop de overheid omgaat met schoolbesturen. De sturing van de overheid is niet samenhangend en soms zelfs tegenstrijdig. Verder is de wet- en regelgeving niet altijd duidelijk wat schoolbesturen. Zo is volgens de Onderwijsraad onvoldoende duidelijk aan welke normen het passend onderwijs (aan kinderen met leer- en/of gedragsproblemen) moet voldoen. Ook voor het taal- en rekenonderwijs ontbreken heldere kerndoelen en exameneisen.
Bovendien vindt de Onderwijsraad het kwalijk dat de overheid schoolbesturen steeds vaker passeert door extra geld en ondersteuning rechtstreeks aan scholen toe te kennen. Dat is lastig omdat schoolbesturen wél verantwoordelijk blijven voor de manier waarop ze het extra geld besteden.
Als voorbeeld noemt de raad het personeelsbeleid. Daarvoor zijn de schoolbesturen verantwoordelijk. Anderzijds krijgen scholen tijdelijk extra geld zodat lerarenteams zelf bepalen hoe ze de werkdruk kunnen verlagen.
Ondertussen maken die tijdelijke potjes met een specifiek doel zo’n 8 procent uit van de totale onderwijsbegroting.
Roer moet om
Volgens de Onderwijsraad moet daarom het roer om. Een van de belangrijkste aanbevelingen in het rapport is dan ook om het onderwijs zo veel mogelijk structureel te bekostigen en zo min mogelijk tijdelijke subsidies te verstrekken voor losse doelen. Tevens moet de overheid stoppen scholen aan te sturen buiten de schoolbesturen om. Dat betekent dat er dus niet allerlei losse geldstromen direct naar scholen moeten gaan.
De Onderwijsraad is niet tegen extra geld voor het wegwerken van taal- en rekenachterstanden, voor het personeelsbeleid en het verminderen van de werkdruk. Maar de overheid dient dat geld structureel ter beschikking te stellen en het aan schoolbesturen met leraren en schoolleiders over te laten waaraan ze het geld uitgeven.
Keerzijde
Maar de schoolbesturen krijgen niet alleen maar een aai over hun bol. De Onderwijsraad ziet ook dat schoolbesturen niet altijd voldoende professionele ruimte laten aan leraren en schoolleiders om goed onderwijs te kunnen geven.
Verder ziet de raad sommige schoolbesturen die „zijn losgezongen van hun scholen”. Ook zijn er schoolbesturen die onvoldoende in contact staan met ouders. Verder werken niet alle schoolbesturen goed met elkaar samen als dat nodig is.
In het rapport geeft de Onderwijsraad schoolbesturen concrete adviezen om hun verantwoordelijkheden beter waar te maken. Besturen moeten „stevig intern” verbonden zijn met hun scholen. Hiermee bedoelt de raad dat schoolbesturen moeten weten wat er speelt op hun scholen. Verder dienen ze zicht hebben op de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs, in contact te staan met ouders en beslissingsruimte over te laten aan schoolleiders en leraren en hen zo toe te rusten dat zij deze ruimte goed kunnen invullen.
Onmisbaar
Ook op het punt van onderlinge samenwerking kan er volgens de raad nog wel een tandje bij. Zo kunnen schoolbesturen meer samenwerken om gezamenlijk oplossingen te vinden voor het lerarentekort, het passend onderwijs en het onderwijs aan vluchtelingenkinderen.
Desondanks heeft de Onderwijsraad veel vertrouwen in schoolbesturen. Zeker valt er regelmatig wat aan te merken op hun functioneren, maar voorzitter Hooge is nog steeds vol lof over het Nederlandse model waarbij de overheid kaders schept voor het onderwijs en de schoolbesturen die verder invullen. Hooge: „We hebben dit systeem al meer dan honderd jaar en we weten dat het in potentie tot heel goed onderwijs kan leiden. Schoolbesturen zijn daar een onmisbaar knooppunt in.”