Chaos op de drempel van de dood
De verhalen in het nieuwe boek ”Euthanasie, de praktijk anders bekeken” van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) zijn huiveringwekkend en ontluisterend. Grote omissie is dat de vereniging voorbijgaat aan de vraag of ze de bestaande chaos op de drempel van de dood niet zelf heeft gecreëerd door aan te dringen op het verruimen van de euthanasiewet.
In ”Euthanasie, de praktijk anders bekeken”, dat de NVVE donderdagmiddag presenteerde, staan veertien verhalen over ernstig zieke patiënten. Zij verlangen hartstochtelijk en intens naar de dood, terwijl wanhopige familieleden zich vertwijfeld afvragen wanneer de arts de verlossende injectie geeft.
In het verhaal dat Carina de Groot -een gefingeerde naam- tegen NVVE-verpleeghuisarts Hans van Dam vertelde over het overlijden van haar man Frank is de wanhoop bijna tastbaar. „Te midden van de chaos zag ik daar mijn lieve man, die zo naar de dood had verlangd, daar zo rustig en doordacht om gevraagd had, nu lijdend en nog eens lijdend. Hij was benauwder dan ik ooit had gezien. Niemand wist meer raad.”
Alle geïnterviewden in het boek -nabestaanden van familieleden die ondanks een schriftelijk vastgelegd euthanasieverzoek geen dodelijke injectie kregen toegediend, maar een natuurlijke dood stierven- hebben dezelfde ervaring. Op de stervenswens van hun man of vrouw kwam niet het vervolg dat ze zich erbij hadden voorgesteld. De ervaringen hebben hetzelfde verloop.
Onmiddellijk na de onheilstijding „uw man of vrouw is ongeneeslijk ziek” volgt een gesprek met de huisarts. Daar maakt degene bij wie de ziekte is vastgesteld kenbaar te willen sterven zodra er sprake is van „ondraaglijk lijden” of „een uitzichtloze situatie.” De arts luistert en verzekert de patiënt: Komt u in de terminale fase, dan laat ik u en uw familie niet in de steek.
Na het vertrek van de arts slaat de onzekerheid toe, zo vertellen de nabestaanden aan Van Dam. Wat bedoelt de arts met niet in de steek laten? Dat hij de stervenswens te allen tijde honoreert? Sommige van de geïnterviewden zijn er naar hun eigen zeggen al op dat moment niet gerust op. Hun „bange vermoedens” worden werkelijkheid nadat hun geliefde als gevolg van een terminale ziekte verward raakt of in een coma belandt.
Hun huisarts oordeelt dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het lijden ondraaglijk is; een voorwaarde uit de euthanasiewet die van kracht is per 1 april 2002. Bovendien is de patiënt zelf vaak niet meer bij machte zijn stervenswens rustig en zelfverzekerd te herhalen. Het gevolg: veel artsen nemen het zekere voor het onzekere en zien af van euthanasie, zo schrijft Van Dam.
Wat de NVVE betreft, is de les van het boek duidelijk: de huidige euthanasiewet is failliet. Of, zoals de vereniging zelf concludeert: er zijn „grote problemen” met het toepassen van de bestaande regels, „ook bij mensen die niet verkeren in het vermeende grensgebied van de wet.”
De vraag is echter of die conclusie juist is. Ook een patiënt als oud-senator Brongersma, die „leed aan het leven”, heeft volgens de NVVE het recht op euthanasie. Dat strijdt met bovenstaande conclusie, want de categorie patiënten die Brongersma vertegenwoordigt, verkeert duidelijk wél in het vermeende grensgebied. In 2002 oordeelde de Hoge Raad namelijk dat euthanasie onder andere alleen is toegestaan als de ziekte waar patiënten aan lijden officieel staat geregistreerd.
De problemen die de NVVE in dit boek signaleert, kan ze dus niet alleen oplossen door artsen het vuur aan de schenen te leggen. Een arts die euthanasie bij patiënten als Brongersma weigert, staat juridisch gezien volledig in zijn recht. Dat de vereniging met dit boek een verdere verruiming van de euthanasiewet zal gaan afdwingen, ligt dus voor de hand.
Principieel gezien zou dat onjuist zijn. Het besluit iemands leven te beëindigen, is niet aan de mens.
Een belangrijke bijkomstigheid is echter dat de NVVE een fundamentele vraag laat liggen: Waar heeft de wetswijziging van 1 april 2002 toe geleid? Hebben Paars-II en de NVVE de bestaande chaos op de drempel van de dood, juist door de wet te verruimen, niet zelf gecreëerd?
Bij patiënten met een stervenswens zijn door die wet verwachtingen gewekt die nooit kunnen worden waargemaakt, zo blijkt uit dit boek. Ze verkeren in de veronderstelling dat zij het tijdstip mogen bepalen waarop de arts de door hen opgestelde wilsverklaring effectueert. Wordt zo’n verzoek geweigerd, dan leidt dat tot een ernstige verstoring van de verhouding tussen arts en patiënt.
Ook voor artsen is de wet onduidelijk: zij verkeren in verwarring over het vervolgingsbeleid van het OM. Weigeren ze, dan worden ze geconfronteerd met verontwaardigde nabestaanden. Zelfs de gang naar het medisch tuchtcollege wordt niet geschuwd.
Maar moet de lijdens- en stervensproblematiek van de moderne mens nu worden bestreden door artsen het vuur aan de schenen te leggen? Of door hun bevoegdheid tot euthanasie maar verder te verruimen? Is de keus daarvoor, los van alle principiële bezwaren, toepasselijk en juist? Uitgerekend die vraag schreeuwt om een antwoord, maar in de gelederen van de NVVE blijft het op dit punt tot dusver angstwekkend stil.