Inhoudsvolle preken rond het avondmaal van Kohlbrugge
Het was meen ik in 1972 dat ik voor het eerst de jaarlijkse conferentie van de Vrienden van Kohlbrugge aan de Mariaplaats in Utrecht bezocht. De bijeenkomst stond in het teken van het kort daarvoor verschenen Getuigenis.
Op de boekentafel die dag werden gedateerde uitgaven van de Vereeniging tot uitgave van Gereformeerde geschriften te koop aangeboden. Een van mijn keuzen was ”Vragen en antwoorden tot opheldering en bevestiging van den Heidelbergschen Catechismus” door H.F. Kohlbrugge (1930). Of ik er in de trein op weg naar huis al in las, staat me niet meer voor de geest. Maar sindsdien wel heel wat keren. Dit bijvoorbeeld:
„Wanneer komt gij waardig tot des Heeren Avondmaal? Als ik Hem mijn zonden geef, en Zijn gerechtigheid aanneem. Wat is zichzelf beproeven? Het is zijn eigen hart onderzoeken, of men in waarheid niets meer van zichzelf verwacht, maar alles van de Heere, om voor Hem te leven (…). Wanneer moet ik vooral niet van de tafel des Heeren wegblijven? Wanneer vanwege mijn zonden het licht mijner ogen niet meer bij mij is, en ik toch zo gaarne de gekruisigde Heiland zou wederzien en omhelzen.”
Inhoudsvol
Ik kom deze zelfde vragen en antwoorden ook tegen in het boek ”In Zijn bruiloftszaal”, dat onlangs verscheen. Het betreft een bundel met preken van dr. H.F. Kohlbrugge (1803-1875), alle rond het sacrament van het heilig avondmaal. Negen voorbereidingspreken en zes predicaties voor de avondmaalszondag zelf. Hendries Boele te Hendrik-Ido-Ambacht, die al vele publicaties rond Kohlbrugge op zijn naam heeft, beijverde zich op voortreffelijke wijze voor het verzamelen en annoteren van deze inhoudsvolle geschriften. Tevens schreef hij een belangwekkende inleiding over de avondmaalspraktijk in de Niederländisch-Reformierte Gemeinde te Elberfeld (Duitsland), die Kohlbrugge vanaf 1848 tot aan zijn sterven diende. Een bijzondere ervaring: samen met Boele en enkele anderen was ik eerder deze maand getuige van de ‘ontdekking’ van het originele avondmaalsstel uit 1847 (RD 5 augustus 2023).
Onder tranen
Wat maakt deze preken zo bijzonder? Ooit werd het zo gezegd: „Zijn preken en geschriften veronderstellen aanvechting en nood. Ze zijn onder tranen geschreven en kunnen slechts onder tranen verstaan worden. Ze zijn uit grote nood geboren en ze worden slechts in zulk een nood verstaan.” De boodschap van het Evangelie, door Kohlbrugge vertolkt, biedt troost aan verslagen harten. „Als ons hart ons aanklaagt, mijn broeders, laat het aanklagen! Laten wij onszelf aanklagen, maar dit mogen we ons niet laten ontnemen, hoewel we de dood en verlorenheid voor ogen hebben: God is groter dan ons hart. Hij heeft een ruim hart om ons met Zijn heil op allerlei manieren te verrassen.” Juist aan Zijn tafel wil Christus de Zijnen vertroosten met Zijn genade. Tegen al het zichtbare in. „Want al is het, dat wij niets dan brood en wijn voor ogen hebben, wij zullen nochtans niet twijfelen. (…) We houden het voor wáár dat Hij voor ons in de dood gegeven is, en we drinken Zijn dierbaar bloed, dat Hij voor ons en voor velen heeft uitgestort tot vergeving van de zonden. Wie van u nu het meest ellendig is, laat hij toch komen en geloven, omdat de nood hem dringt.”
Deze royale nodiging om tot Christus en Zijn genade zich te begeven, belet Kohlbrugge overigens niet om de noodzaak van de ware zelfbeproeving op de harten te drukken. Zo bijvoorbeeld aan de hand van de ”drie stukken” in zijn voorbereidingspreek van 11 juli 1852. Het ware geloof vertoont kenmerken, maar tegelijkertijd zullen deze kentekenen nimmer als grond mogen worden aangemerkt. Die ligt alleen in Christus en Zijn gerechtigheid. „Waaraan kan ik weten dat ik uitverkoren ben? De tollenaar stond van verre.”
Boekgegevens
”In Zijn bruiloftszaal. Preken rond de avondmaalsviering”, H.F. Kohlbrugge; uitg. Brevier; 253 blz.; € 24,99