Economie

Melkveeacademie geen infuus voor boeren

Onder overweldigende belangstelling ging vorige week in Heerenveen de melkveeacademie van start. Dit nieuwe initiatief van landbouworganisatie LTO Nederland en Wageningen Universiteit en Researchcentrum wil boeren laten leren van boeren. Academiemanager Wierda: „We schrijven geen recepten voor.”

Kees de Groot
2 February 2005 09:09Gewijzigd op 14 November 2020 02:11
LELYSTAD – De melkveeacademie is een „groot netwerk van melkveehouders die onderling van elkaar leren en met elkaar aan de slag gaan”, zegt manager Wierda. Hij wil boeren stimuleren tot samenwerking om de toenemende complexiteit in hun sector adequaat h
LELYSTAD – De melkveeacademie is een „groot netwerk van melkveehouders die onderling van elkaar leren en met elkaar aan de slag gaan”, zegt manager Wierda. Hij wil boeren stimuleren tot samenwerking om de toenemende complexiteit in hun sector adequaat h

Catharinus Wierda (33) omschrijft de melkveeacademie kort en bondig als een „groot netwerk van melkveehouders die onderling van elkaar leren en met elkaar aan de slag gaan.” De academie bundelt ervaringen en kennis uit de praktijk, laat zien wat er mogelijk is op het gebied van bijvoorbeeld schaalvergroting, kostprijsverlaging of arbeidsorganisatie, maar ook als het gaat om het toevoegen van een recreatieve of zorgtak aan het boerenbedrijf.

De melkveehouder die zich aansluit bij de academie, kan uit dat hele scala aan mogelijkheden kiezen wat hij wil. De diversiteit in de sector wordt zo ten volle benut. „Niet kennis is macht, maar kennis delen is macht”, stelt Wierda.

Aangesloten boeren leren niet alleen van elkaar, maar ook van mensen van buiten de sector. Dat kan een marketingmanager zijn die recreatieboeren laat zien wat hun mogelijkheden zijn. Het kan ook een groep experts zijn die agrariërs voorhoudt wat er gaat gebeuren met het Europese landbouwbeleid, of die een poging waagt te voorspellen of het melkquotum blijft bestaan of juist zal verdwijnen.

De melkveeacademie organiseert en ondersteunt het leren in de praktijk op verschillende manieren. De academie is niet gevestigd in een eigen gebouw, maar bestaat op internet. Via het wereldwijde web kunnen boeren nieuwe inzichten, vaardigheden en bruikbare tips met elkaar delen.

Daarnaast zijn er zogenoemde melkveecafés. „Daar ontmoet je collega’s uit de regio, die je tot dan toe nauwelijks kende”, beschrijft Wierda. Een groepje boeren komt dan bijvoorbeeld bij elkaar in een dorpshuis en denkt daar met elkaar na over het nut, de kosten en mogelijkheden van biogas.

Hoe vaak de boeren bijeenkomen, moeten ze zelf weten. „Wij sturen aan op hun eigen verantwoordelijkheid”, stelt Wierda. De manager wil elke schijn van betutteling verre van zich houden. De academie zegt boeren niet voor hoe het moet, of wat ze moeten doen. „Melkveehouders kunnen zich heel goed redden. Wij stimuleren hen tot samenwerking en we begeleiden ze. We schrijven geen recepten voor. We zijn geen infuus voor boeren.” De academie kan volgens hem wel een hulpmiddel zijn om het voortbestaan van de melkveesector te waarborgen. „Wij prikkelen boeren en zetten hen in beweging. Zo ondersteunt de sector zichzelf.”

Iedere melkveehouder is welkom, stelt Wierda, „maar we zijn wel toekomstgericht.” Het doel van de academie is immers boeren aan te moedigen van elkaar te leren om de toenemende complexiteit in de sector adequaat het hoofd te bieden. Daartoe kent de academie voorbeeldbedrijven waar boeren op excursie kunnen. De voorbeeldboeren zijn zelf melkveehouders die op een bepaald punt ver op hun collega’s vooruitlopen. Dat kan kostenbeperking zijn, maar ook ervaring op het gebied van verbrede landbouw.

Verder zijn er boerencoaches. Die hebben als groot voordeel dat ze dezelfde taal spreken als de boeren die ze gaan begeleiden, betoogt Wierda. Ze weten uit eigen ervaring hoe het werkt. De begeleiders komen niet met pasklare oplossingen, maar houden hun cursisten een spiegel voor. Wierda: „Ze stellen bijvoorbeeld vragen als: Waarom doe je je werk op deze manier? of: Heb je er al met je vrouw of met anderen over gesproken?”

De melkveeacademie krijgt financiële steun van onder meer het ministerie van Landbouw, de Europese Commissie, de Rabobank en de provincie Friesland. Deelnemers moeten een bijdrage van 100 euro geven. Voor het bezoeken van speciale bijeenkomsten wordt extra geld gevraagd. De financiering is voor twee jaar rond. Na die tijd moet de academie financieel op eigen benen staan.

Geografisch breidt de academie nog deze zomer uit over het hele land. Nu kunnen alleen boeren uit de drie noordelijke provincies zich aansluiten. „We zijn bewust in een klein gebied begonnen en met één sector, de melkveehouderij”, legt Wierda uit. Hij vindt het „spannend” om te zien hoe de organisatie zich zal ontwikkelen. „We leren door te doen.” Wellicht groeit de academie op termijn uit tot een landelijke, brede boerenacademie voor alle sectoren. „Of dat kan, zal de tijd leren.”

De belangstelling vanuit de melkveehouderij was bij het begin al overweldigend. Waar Wierda voor de startdag donderdag in Heerenveen rekende op ongeveer 200 boeren, kwamen er uiteindelijk 340. Hij is er nog steeds enthousiast over: „We zitten duidelijk in een markt waar veel interesse is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer