Communitarisme en personalisme, daar draait het bij de Kamerverkiezingen om
Een van de hoogtepunten tijdens mijn studie was zonder twijfel een autotocht met een vriend van Nederland naar Rusland – heen via Scandinavië, terug via de Baltische staten. We gingen daarheen voor veldonderzoek op het gebied van journalistiek. In de colleges hadden we stilgestaan bij drie grote maatschappelijke ordeningen, en wij zouden de Russische van nabij onderzoeken.
De eerste grote ordening was die waarin de markt de dominante kracht is in de maatschappij. Die zagen we vooral in de Verenigde Staten. Bij de tweede was de overheid het meest bepalende element. Dat zagen we, ook toen al, vooral in Rusland. En de derde? Die zat ertussenin. Dat is een maatschappelijke ordening waarin noch de overheid, noch de markt de dominante factor is, maar de samenleving. Een gemeenschap waaronder verenigingen, stichtingen, families en kerken belangrijke pijlers zijn. Dat zagen we min of meer terug in ons eigen Nederland.
Maar intussen zijn we een slordige twintig jaar verder en het denken in termen van markt en economische waarde heeft ook hier een sterk doorontwikkelde neoliberale samenleving opgeleverd. Het Sociaal en Cultureel Planbureau constateert al jaren dat Nederlanders zich grote zorgen maken: het is kil geworden in de samenleving.
Wat nu? Moeten we ons wenden naar het Russische staatsmodel? Dat is om allerlei redenen minder aantrekkelijk dan ooit. Nee, bepleiten velen, we moeten terug naar waar we vandaan komen. Naar een samenleving waarin we elkaar weer zien staan.
En dus is dat bij de komende verkiezingen een belangrijke inzet voor heel wat partijen. Voor het CDA onder de nieuwe aanvoerder Henri Bontenbal bijvoorbeeld. Maar ook voor de BBB. En heel expliciet voor Pieter Omtzigts Nieuw Sociaal Contract. Met alle verschillen die er tussen deze drie partijen zijn, is dat de gemene deler: ze willen alle drie terug naar een samenleving die door sociale en burgerlijke waarden gedreven wordt in plaats van door economisch gewin.
Rechterbovenhoek
Vanuit de politieke theorie gezien is zo’n verandering enorm. Een bekend model in de politieke filosofie is een grafiek met twee assen. De horizontale as loopt van individueel naar collectief. De verticale as loopt van niet door waarden gedreven gedachtegoed (aan de onderkant) naar heel sterk door waarden gedreven denken (aan de bovenkant). Het liberalisme, dé dominante politieke filosofie van de laatste decennia, zit overtuigend in de linkeronderhoek: niet sterk door waarden gedreven en gericht op het individu. Waar Omtzigt en de zijnen heen willen, is juist de rechterbovenhoek, waar waarden en gemeenschap het hoogste goed zijn.
Die rechterbovenhoek is een tijdlang niet goed ingevuld. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd het gemeenschapsdenken het stiefkindje van de drie basisidealen van de Franse Revolutie. Vrijheid? Ja. Gelijkheid? Ook. Maar de broederschap schoot erbij in. In dit verband wijst politicoloog Will Kymlicka in zijn handboek ”Contemporary Political Philosophy” op de filosoof John Rawls, die in 1971 het enorm invloedrijke ”Theory of Justice” publiceerde. Rawls wilde daarin de idealen vrijheid en gelijkheid uitwerken – niet het ideaal van gemeenschap. En in zijn voetspoor volgden vele andere politiek filosofen.
Buzzwoorden
Herstel van gemeenschap dus, dat is waar het nu om gaat. Dat klinkt veelbelovend. Maar daarmee is niet alles gezegd. Want wat voor soort waarden willen we dan en wat voor soort gemeenschap moet dat dan zijn? Uiteraard niet het communisme. Dat heeft wel de gemeenschap op het oog, maar wat voor drama’s dat heeft opgeleverd in bijvoorbeeld de Sovjet-Unie en China is welbekend. Nee, er zijn hier twee andere buzzwoorden die om de aandacht vragen: communitarisme en personalisme.
Het communitarisme stelt dat de gemeenschap voorop moet staan, vóór vrijheid en gelijkheid. Dat zegt het communisme ook, maar dat wil die idealen door revolutie bewerkstelligen. Om er nog twee filosofen in te gooien: communisten kijken naar Marx en zijn verlangen om de wereld opnieuw te vorm te geven, communitaristen kijken naar Hegel en zijn verlangen om mensen met hun wereld te verzoenen (naar een uitspraak van de Amerikaanse politica Amy Gutmann). Dat doet denken aan de ideeën over noaberschap die in de BBB leven: elkaar zien staan, het algemeen belang boven het persoonlijk belang. Wel is een kanttekening hier op zijn plaats: de BBB is heel summier over haar waarden, dus het zal nog maar moeten blijken in hoeverre gemeenschapsdenken écht in de haarvaten van de partij terechtkomt.
En personalisme? Dat is niet zover van communitarisme verwijderd. Het is de „diep katholieke overtuiging dat de mens geen geïsoleerd individu is, maar altijd in gemeenschap met anderen staat”, schrijven de auteurs van de bundel ”De goede gemeenschap” (een uitgave van de ChristenUnie). Dat katholieke is hier belangrijk, want personalisme is een kernbegrip geworden in het rooms-katholieke sociaal denken – iets waar een politicus als Pieter Omtzigt in is gepokt en gemazeld. Hij verwijst er voortdurend naar in het grondslagendocument van zijn partij, maar het is al in de grondslag van het CDA terug te vinden.
Graankorrel
Zijn BBB en NSC dus heel vernieuwend bezig? Niet echt. Communitarisme en personalisme hebben altijd al in het hart van het CDA-gedachtegoed gezeten. Het probleem was eerder dat het CDA dat hart de achterliggende jaren niet echt liet zien. Wat er nu gebeurt, lijkt wat dat betreft wel op de les van de graankorrel. Blijkbaar moest het CDA eerst verschrompelen, voordat het van christelijke waarden doordrenkte gedachtegoed over gemeenschap via andere partijen een wederopstanding kon beleven.
Journalist Jacob Hoekman speurt in de cultuurgeschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws