Betonrot in democratie en rechtsstaat
Wantrouwen. Polarisatie. Een overheid die onvoldoende waar kan maken. Zomaar een greep uit de grote zorgen die in onze tijd luid klinken. Die zorgen klinken ook door in drie recente boeken over de conditie van rechtsstaat en democratie.
Het eerste boek, ”Het onbehagen in de democratie”, is van Amerikaanse bodem. Het is van de hand van hoogleraar politieke wetenschappen aan de Harvard University Michael Sandel. Dit boek is vooral een historische en politiek-filosofische doorlichting van de ontwikkelingen in de Amerikaanse politiek en samenleving. De bredere bespiegelingen en de open blik naar de ontwikkelingen in Europa maken het zeker ook voor een Nederlands publiek interessant. Goed dat deze compleet herziene editie van Sandels eerdere werk nu in het Nederlands is vertaald.
De twee andere boeken zijn afkomstig van prominente Nederlandse juristen. In ”Het tij tegen” van minister van staat Tjeenk Willink gaat het over de democratische rechtsorde als fundament. Het boek bundelt een aantal eerdere bijdragen, zoals de doorwrochte lezing die hij vorig jaar bij de Raad van State hield.
”Onze rechtsstaat” van de oud-president van de Hoge Raad Geert Corstens belooft te gaan over hoe onze rechtsstaat strijdbaarder en weerbaarder kan worden. Ook hier gaat het voor een groot deel om een samenvoeging en bewerking van een aantal eerdere beschouwingen. Aan het slot van het boek is ook het persoonlijke levensverhaal van Corstens opgenomen.
Drie heel verschillende boeken dus, maar wel met opvallende gedeelde zorgen. Sandel spreekt over een vergiftigde politieke sfeer, bittere polarisatie, breed levende onvrede. Hij legt de vinger bij de globalisering, die ertoe heeft geleid dat de economische macht moeilijk democratisch te beteugelen is. Hij geeft aan hoe economie en politiek in de loop der tijd meer gedomineerd raakten door de financiële sector. Veelzeggend is dat Ford, icoon van de Amerikaanse industrie, in 2000 meer geld verdiende met de verkoop van autoleningen dan met het verkopen van auto’s. De wereldeconomie bracht veel welvaart, maar vergrootte ook ongelijkheid, bracht winnaars en verliezers voort. Tegelijk was er het verlies van gemeenschapszin, onderlinge verbinding tussen burgers.
Tjeenk Willink liet steeds een waarschuwende stem horen tegen betonrot in democratie en rechtsstaat. Zijn boodschap was en is: Pas op dat het functioneren van de overheid zelf niet democratie en rechtsstaat aantast. In het denken vanaf de jaren tachtig werd het geld, het economisch denken steeds dominanter. Net als Sandel legt ook Tjeenk Willink de vinger bij de teloorgang van het maatschappelijk middenveld, de verankering van overheid in de maatschappij. Juist door de ontzuiling is het economische denken sterker geworden. De markt nam de plaats van de samenleving in.
Polemiserend
Bij Corstens klinkt evenzeer de klacht door over de uitwassen van het neoliberalisme. Hij ziet de rechtsstaat aangetast door het ”thatcherisme”, de politieke stijl van de Britse premier Thatcher die elementen van traditioneel conservatisme, nationalisme en (neo-)liberalisme in zich verenigde. De eigen plaats en kracht van de samenleving komt bij hem echter minder uit de verf. Bovendien worden de helderheid en de overtuigingskracht van Corstens’ betoog mijns inziens nogal eens aangetast door een overmaat aan details en een nogal stellige en polemiserende stijl.
Wat is het positieve perspectief dat de auteurs voor ogen hebben? Welke weg leidt ons uit de problemen? Sandel grijpt terug op Aristoteles om duidelijk te maken dat politiek er niet alleen is om handel mogelijk te maken, maar ook omwille van het goede leven. Burger zijn is nadenken over dat leven, over de deugden die ons tot een volwassen mens maken. Zonder morele en geestelijke overtuigingen wordt de democratie te procedureel, te weinig inhoudelijk ingevuld. Morele kwesties moeten niet neutraal verklaard worden, maar horen wezenlijk tot het publieke debat. Hoe gaan we met elkaar om? Wat betekent ons gedrag voor de ander, voor de natuur? Sandel geeft hier zeer waardevolle ideeën mee, gericht op versterking van burgerschap en gemeenschapszin.
Tjeenk Willink ziet heil in een versterking van democratie en rechtsstaat, vanuit het besef dat we bij alle verschillen die er onderling zijn die gemeenschappelijke verbinding nodig hebben. De oplossing ligt niet in meer geld, maar in versterking van het gemeenschappelijke fundament van de democratische rechtsorde. Het is nodig om te breken met de te economische benadering van de overheid, met de benadering van de BV Nederland die vooral goed gemanaged zou moeten worden.
Een meer waardegeoriënteerd beleid, dat is de richting die Tjeenk Willink wijst. Ook hij ziet uitdrukkelijk het belang van versterking van burgerschap, van de burgermaatschappij, meer verbinding tussen maatschappelijke organisaties en overheid. De vertegenwoordigende democratie kan niet zonder een actieve burgersamenleving. Burgerschap als verbinding tussen individu en samenleving is met stip het onderwerp dat hem het meest ter harte gaat. Het publieke debat moet er daarom ook over gaan hoe die ruimte voor de samenleving zelf vergroot kan worden, en hoe de overheid dit kan stimuleren en ondersteunen. Naar ik meen een zeer terecht en urgent punt. Juist de onrealistisch grote verwachtingen van een overheid in een geïndividualiseerde samenleving zijn een voedingsbodem voor grote teleurstelling en onvrede.
Corstens zoekt de oplossing in een versterking van de rechtsstaat: strijdbaarder en weerbaarder. Krachtige middelen als partijverboden moeten volgens hem niet geschuwd worden. Voorkomen moet worden „dat er gekken aan de macht komen”. Hij toont zich ingenomen met rechterlijke uitspraken zoals die rond euthanasie en over vrouwenparticipatie bij de SGP. Hij haalt aan hoe hij ooit als officier van justitie op het punt stond om maatregelen te nemen tegen gezinnen uit Opheusden met gewetensbezwaren tegen vaccinatie. Geregeld klinkt in zijn boek de lofzang op de waarden van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Kortom, het boek heeft een nogal regenteske, progressief-liberale inslag, die om tegenspraak in de geest van Groen van Prinsterer vraagt: „Er staat geschreven, er is geschied… Tegen de Revolutie, het Evangelie”. Ook in de 21e eeuw blijven deze antirevolutionaire tegendraadse tonen brandend actueel.
Dat neemt niet weg dat er ook boeiende passages in het boek staan die zeker tot nadenken stemmen. Neem de twijfels die Corstens eerlijk benoemt over allerlei rechtszaken die belangenorganisaties zoals Urgenda tegen de staat aanspannen. Terecht signaleert Corstens dat de rechter hiermee gemakkelijk in politiek vaarwater terecht kan komen. Waardevol is ook zijn oproep om het begrip rechtsstaat niet te veel op te kloppen.
Waan van de dag
Kortom, deze drie boeken bieden stof tot nadenken over overheid en rechtsorde. Politiek is een voortdurende onderhandeling tussen dat wat noodzakelijk is en dat wat mogelijk is, zegt Sandel. Dat is mooi gezegd. Waardevolle verdiepingsstof dus voor gezaghebbende tegenspraak tegenover de waan van de dag en de geest van de tijd. Deze denkwijze kan er ook aan bijdragen om in de politieke praktijk niet te gemakkelijk in eenzijdige reflexen te vervallen vanuit de oude scheidslijnen van kapitalisme versus communisme.
Je hoeft niet in linkse politiek te geloven om te onderkennen dat ongebreideld kapitalisme een wortel is van veel kwaad. Niet alleen voor de overheid, maar ook voor bedrijfsleven is het essentieel om verworteld te zijn in levende gemeenschappen. Overheid zonder maatschappij krijgt een te technocratisch gehalte. De versterking van de eigen rol van de samenleving en goed burgerschap mag inderdaad hoog op de politieke agenda prijken.
De auteur is jurist en lid van de Tweede Kamer voor de SGP
Boekgegevens
”Het onbehagen in de democratie. Denken in tijden van crisis”, Michael J. Sandel; uitg. Ten Have; 478 blz.; € 24,99
”Onze rechtsstaat. Strijdbaarder en weerbaarder”, Geert Corstens; uitg. Prometheus; 312 blz.; € 25,-
”Het tij tegen. De democratische rechtsorde als fundament”, Herman Tjeenk Willink; uitg. Prometheus; 208 blz.; € 20,-