Schoonheid: Broccolus
Quidquid latine dictum sit, altum videtur. Oftewel: Alles wat in het Latijn gezegd wordt, klinkt diepgaand.
Iedereen die wel eens Augustinus of een Asterix openslaat, zal erkennen dat de taal van de oude Romeinen een zeker elan verleent aan uitdrukkingen die anderszins nogal gewoontjes klinken. Want wees eerlijk: wie zegt er ”met lof” als je van ”cum laude” kunt spreken? Waarom ”rechtstreeks” als het ook ”linea recta” kan?
Toch kan enige kennis van de grondbeginselen van het Latijn zich in het dagelijks leven ook tegen je keren. Neem nu het eethuisje waar je neerstrijkt op een zonnige dag. „Hè, wat zitten we hier lekker”, zucht je verheerlijkt. „Bij zo’n cafetari…”
En dan stok je.
Ergens in je brein begint een waarschuwingslampje te branden. Bellum, belli, bello… zingt een langvergeten rijtje in je hoofd. De vinger van je leraar Latijn gaat dreigend in de hoogte. Aquaria, dreint het, prullaria, varia…
„Bij zo’n cafetariúm”, besluit je, enigszins weifelend, de klank voorzichtig proevend op je tong.
Worstelt u wel eens met exotische woorden? Dan bent u in goed gezelschap. Zo meldde het AD in 2019 dat „afgelopen najaar meerdere cafetaria in Arnhem werden overvallen”, en De Telegraaf liet weten dat „vanwege een recente overvalgolf een aantal cafetaria rond Eindhoven besloten heeft om de deur na acht uur op slot te doen”. Onbedoeld stapten beide kranten daarmee in dezelfde valkuil. Hoewel de uitgang ”-aria” namelijk Latijns meervoud doet vermoeden, is ”cafetaria” in werkelijkheid afkomstig uit het Spaans en even enkelvoudig als een scheenbeenbreuk. ”Cafetaria’s” dus.
Hypercorrectie is een tamelijk onschuldige, maar niettemin lastige aandoening. Als je er eenmaal mee besmet bent, kom je er niet zo snel meer van af. Bij elk verdacht woord slaat de twijfel toe. ”Malaria”, is dat eigenlijk niet een verzamelnaam voor verschillende vormen malarium? Vormt het woord ”paria” in feite geen contradictio in terminis en is het juister van een ”parium” te spreken? Ben je het bovenstuk van je zwempak in de chaos vergeten, zit je dan op het strand met een bikinus opgescheept? Eten carnivoren nooit één broccolusje?
Het is een kwaal die meest goedbedoelenden treft: mensen die alles graag volgens het (Groene) boekje doen. Toegegeven, een lichte neiging naar elitarisme kan hun vaak niet geheel worden ontzegd. Bij hypercorrect taalgebruik draait het dan ook niet louter om het juiste meervoud; ook eventueel vulgaire verkleinwoorden liggen onder de loep. Iedereen snapt dat een heer van stand wellicht een sigaret, maar nooit een saffie opsteekt. Een echte dame gaat nooit ”effies” ergens heen, maar hoogstens ”even” uit. Dit kan voor een lichte aarzeling zorgen. Is het niet netter om in de rechtszaal van ”grif” in plaats van ”griffie” te spreken? En een ingezwachtelde Egyptische farao, is dat goed beschouwd geen mummetje?
De ware hypercorrector is de coloradokever onder de taalpuristen: hij laat geen blaadje onbeknabbeld. „Het gazon, welke gemaaid moet worden”, „Daar loopt hen hond”, „Hij wilt die jas niet dragen”…
Toch heeft hij ook iets sympathieks. Hij staat iets vóór, hij streeft naar hoger waarden. Dat hij zo nu en dan de mist in gaat, is niet omdat het hem te weinig, maar te veel kan schelen. Zijn enige probleem is dat té correct per definitie fout is. Spelling en grammatica lenen zich nu eenmaal niet voor excellentie, maar bestaan bij de gratie van ”goed is genoeg”.
Kent u in uw omgeving geen taaloverdrijvers? Leg dan uw oor eens in de menigte te luisteren. U pikt ze er moeiteloos uit, wachtend bij de bushalte, tussen de ingezonden brieven in de krant, of soms gewoon, op een terras, bij het bestellen: „Een kof en twee colae. En mag ik daar één tostum Hawaii bij?”
Sarah van der Maas (1995) studeerde algemene en sociale geschiedenis in Leiden en Groningen. Verhalen vertellen is haar passie: of die zich nu afspelen in een ver en vreemd verleden of om de hoek van de straat.