Jonge jongens vielen in Indië; „wij vergeten niet”
Sluipschutters. Trekbommen. Ziekte. Eindeloze patrouilles. Een onzichtbare vijand. Gerard Hensbergen maakte het allemaal mee. Acht van zijn kameraden kwamen om. Acht van de ruim 6200 Nederlandse militairen die hun uitzending naar Nederlands-Indië niet overleefden.
Zaterdag werden ze in Roermond weer herdacht, en de 98-jarige Hensbergen zat vooraan. In december vorig jaar zat hij met andere Indiëveteranen bij de koning aan tafel en vertelde wat hij meemaakte. En dat is veel. Hij zag hoe de acht kameraden gruwelijk waren gemarteld voordat ze werden gedood. En terwijl hij hielp de lichamen te bergen, werd hij zelf beschoten. Hij overleefde; híj wel.
Geestelijk en lichamelijk uitgeput keerde Hensbergen terug naar Nederland. Daar wachtte geen warm welkom, geen arm om de schouder. De militairen kregen verwijten. „Dat moet ontzettend oneerlijk hebben gevoeld”, zegt staatssecretaris Van de Maat (Defensie), die Hensbergens ervaringen verwerkte in zijn toespraak. Veel veteranen zwegen. Totdat de herinneringen onstuitbaar terugkwamen. Vijftien jaar geleden werd bij Hensbergen een posttraumatisch stress-syndroom vastgesteld.
Hij is een van de veteranen die de jaarlijkse plechtigheid bij het Nationaal Monument in Herdenkingspark Hattem nog kunnen meemaken. Anderen leven vanuit huis mee. Zoals Jaap Rotgans –nu 95–, die zich als 20-jarige vliegtuighersteller in het marinevliegkamp bij Soerabaja in het zweet werkte om kogelgaten in watervliegtuigen te herstellen, zodat deze Catalina’s zo snel mogelijk de lucht weer in konden. Hij is de andere soldaat over wie Van de Maat vertelt, en de staatssecretaris spreekt „enorm respect” uit voor de militairen die in ondersteunende diensten onmisbaar werk verrichtten.
Naweeën
De persoonlijke verhalen kleuren de geschiedenis, zegt de bewindsman. Die geschiedenis staat ter discussie; recent onderzoek naar het geweld dat Nederlandse militairen gebruikten, riep veel reacties op. „De naweeën van het onderzoek zijn voelbaar en nog niet door iedereen verwerkt”, stelt voorzitter Jo Kneepkens van de stichting Nationaal Indië-monument 1945-1962. De staatssecretaris wijst op de verantwoordelijkheid om een compleet beeld van de geschiedenis te schetsen.
Intussen komen hoogbejaarde veteranen en familieleden –ook van militairen die niet meer in leven zijn– jaarlijks bijeen om de doden ter herdenken. Meer dan zesduizend jonge mannen van wie de namen in de stalen zuilen van het monument gekerfd staan.
”Bapa Kami Biasa”, zingt het koor; het Indisch Onze Vader. Aalmoezenier Brouwers neemt haar baret af en spreekt in haar gebed over onvertelde verhalen, onverwerkt leed, een niet gehoorde schreeuw om hulp. Ze wil „stilstaan bij alle plekken op de wereld die door oorlog worden verscheurd”. „Opdat wij als mensen, geschapen naar Uw beeld, een instrument van vrede mogen zijn.”
Laura en Nicole, leerlingen van basisschool De Hovenier in Montfort, staan aan weerszijden van staatssecretaris Van de Maat als de eerste krans wordt gelegd. Er zullen er nog vele volgen. Maar eerst blaast een trompet het taptoe-signaal en worden de slachtoffers in stilte herdacht. Dan klinkt het Wilhelmus en wordt de Nederlandse driekleur langzaam naar de top van de vlaggenmast gehesen.
Vergeten
Vier F35’s daveren over. Eén straaljager maakt zich los uit de formatie. Het staat symbool voor de gaten die in de gelederen werden geslagen als een militair omkwam door ziekte of vijandelijk geweld. De 6200 jonge Nederlanders kregen een graf in vreemde bodem, ver van huis. Ze worden met eerbied en respect herdacht, zeggen vijf meisjes van De Hovenier die een gedicht voordragen. „Wij vergeten niet.”
Meer dan 200.000 militairen werden uitgezonden naar Nederlands-Indië. Van hen dienden er 14.000 bij de Koninklijke Marine: de helft als marinier, de helft op de vloot. Ze hadden een relatief grote invloed op het verloop van de strijd, zegt viceadmiraal Beckering, voorzitter van het Karel Doorman Fonds. De schepen zetten eenheden aan land, bombardeerden de vijand, haalden explosieven uit het water. Met de aanpak van smokkelschepen wisten ze te bereiken dat de tegenpartij zijn bewapening maar nauwelijks op peil kon houden. Tegelijk –de keerzijde– zorgde die zeeblokkade voor hongersnood op het eiland Java.
De strijd in Indië is al bijna 74 jaar voorbij. Vele oorlogen volgden; „de geschiedenis herhaalt zich”, hoorde de Roermondse dichter Hans van Bergen als kind al van zijn grootmoeder. „Het is de mens die de geschiedenis herhaalt”, zegt hij in zijn jaarlijkse bijdrage aan de herdenking. „De echte antwoorden op vragen rond de missies staan niet in rapporten, maar worden in elke doorwaakte nacht opnieuw gewogen in de gewetens van hen die daar waren en alles diep doorvoelden.” Die antwoorden kunnen volgens Bergen voorkómen dat de geschiedenis zich blijft herhalen.
Voorzitter Kneepkens wijst op het belang van herdenkingen. „Het is de tijd nemen om stil te staan bij de verkregen vrijheid, die we ogenschijnlijk gewoon zijn gaan vinden.”