Halve waarheden rond een kwetsbaar thema: het ongeboren leven
Trudy Dehue (1951) publiceerde dit voorjaar het boek ”Ei, foetus, baby. Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap”. Het is een interessant boek voor wie zich, juist vanuit christelijk perspectief, bezighoudt met thema’s als onbedoelde zwangerschap, abortus en moederschap.
Dehue is emeritus hoogleraar wetenschapstheorie en wetenschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de inleiding van haar boek schrijft ze dat het gaat om „de vraag hoe feiten zijn gemaakt en hoe ze ons beeld van het bestaan vormen.” Achter elk feit schuilt een verhaal en Dehue zegt dat ze de kwaliteit daarvan wil beoordelen. Wie het verhaal achter een feit wil achterhalen moet vooral op classificaties letten die erin zijn verwerkt. Een classificatie is een antwoord op de vraag wat als object van onderzoek telt. Het zal duidelijk worden wat ze hiermee voor ogen heeft.
De traditionele wetenschapsgeschiedschrijving bestudeert de geschiedenis van een wetenschappelijk deelgebied en stelt zo vast hoe in de loop der tijd bepaalde feiten als wetenschappelijke definities tot stand zijn gekomen en zich eventueel hebben ontwikkeld. Dehue stelt in haar boek echter de beleving van de vrouw rond zwangerschap en abortus centraal. En dat blijkt haar goed uit te komen, want het zijn vooral mannen die hun stempel gedrukt hebben op de geschiedenis van de zwangerschap. De kerk krijgt er in het boek flink van langs. Deels terecht.
Dehue beschrijft aan de hand van historische literatuur, waaronder handleidingen voor priesters en vroedvrouwen, hoe in het verleden werd omgegaan met onbedoelde zwangerschappen, de moeder en het ongeboren kind. Zeker wanneer er sprake was van een levensbedreigende situatie. Van grote invloed is bijvoorbeeld het handboek uit 1724 geweest van de Italiaanse priester Cangiamila, die stelde dat een zogeheten operatieve doop verplicht was. De zwangere vrouw mocht niet worden gered door een afbreking van de zwangerschap. Het zou beter zijn de ziel van het kind te redden dan het leven van de vrouw. Hiermee hangt de rooms-katholieke visie samen dat kinderen alleen verlost worden door het fysieke doopsel. Pas dan zouden ze delen in het heil en als christenen bij de kerk horen. Daarom werd niet alleen een doopspuit ontwikkeld voor het geval het kind in de baarmoeder dreigde te overlijden en snel de doop kon worden bediend. Ook werden priesters geïnstrueerd om na het overlijden van de moeder de buik open te snijden, zodat het kind kon worden gedoopt voordat het eventueel zelf ook zou overlijden. Dat de Rooms-Katholieke Kerk deze praktijken later heeft bijgesteld, neemt niet weg dat ze in de geschiedenis tot allerlei uitwassen hebben geleid, zo toont Dehue pijnlijk aan. De kerk en de prolifebeweging doen er goed aan zich van deze geschiedenis bewust te zijn. Wie het boek leest, kan beter invoelen waarom sommige vrouwen zo fel reageren op de prolifebeweging.
Wat classificatie betreft, komt Dehue meerdere keren terug op het fenomeen van de echo. Een echo is namelijk geen rechtstreekse afbeelding, maar een geconstrueerd beeld gebaseerd op terugkaatsende geluidsgolven. En dat heeft volgens de schrijver weinig van doen met de werkelijkheid. Het gevolg van de echo heeft er aan bijgedragen, schrijft ze, dat we ongeborenen als kinderen zijn gaan zien. De prolifebeweging krijgt het verwijt de ongeborene te ‘verkindsen’. De echo zou de suggestie dat ongeborenen zelfstandige wezens zijn versterken en leiden tot vermenselijking van ongeborenen en daarmee, merkwaardig genoeg, tot dehumanisering van de zwangere vrouw. Een bijzondere redenering: je kunt ook zeggen dat de werkelijkheid door middel van echo’s juist beter zichtbaar wordt.
Beschamend
Dehue toont een eenzijdigheid van de kerk aan die beschamend is. Maar de eenzijdigheid die ze de kerk verwijt, is ook van toepassing op haar eigen boek. Dehue toont een halve waarheid. Op meerdere punten slaat Dehue de plank mis. Als ze in haar betoog over het functioneren van de Rooms-Katholieke Kerk ook de protestanten wil betrekken, meent ze met een paar citaten van Luther en Calvijn over de doop ook het disfunctioneren van de protestantse kerken aan te kunnen tonen. Daarbij geeft ze allereerst geen correcte weergave van de visie van deze reformatoren op de doop; vervolgens zegt ze ook niets over het functioneren van de kerken die de lijn van de Reformatie in de eeuwen erna volgden. Maar ze trekt wel grote conclusies. In haar gepassioneerdheid om aan te tonen dat christenen alleen maar aandacht hebben voor het ongeboren kind, noemt ze de christelijke prolifeorganisatie Schreeuw om Leven, die volgens haar decennialang geen oog heeft gehad voor de vrouw in nood. Ze gaat eraan voorbij dat deze organisatie al ruim twintig jaar hulp verleent aan onbedoeld zwangere vrouwen.
Wat zeggen deze onzorgvuldigheden over het hele betoog? Mede op grond van deze benadering classificeert ze de prolifebeweging als een prodwangbeweging. Daarmee de prolifebeweging valselijk wegzettend als een beweging die zou oproepen tot geweld tegen vrouwen.
Maakbaarheid
Dehue neemt bij verschillende medisch-ethische punten stevig positie in, maar een gedegen argumentatie ontbreekt. Het ongeboren kind kan wat Dehue betreft niet worden gezien als een nieuwe individu, een bezielde persoonlijkheid die naast de vrouw bestaansrecht heeft. Althans, zeker in de eerste fase niet. Maar als het idee van een bezielde embryo naïef zou zijn, wanneer is er dan wél sprake van een persoonlijkheid? Bij al haar kritiek op de meningen van anderen, kiest Dehue voor het gemak om op dit punt het achterste van haar tong niet te laten zien.
Dehue is bekend geworden met haar opvatting dat het maakbaarheidsdenken een bron van ongeluk is. Zij betoogt dat te veel ingrijpen in de natuur, ook in ons lichamelijke bestaan, niet bevorderlijk is voor ons levensgeluk. Als Dehue juist het ongeboren kind niet als een eigen persoonlijkheid ziet, maar als deel van de vrouw, grijpt abortus volgens haar visie dus in in het lichaam van de vrouw. Hoe verhoudt zich dat tot haar jarenlange pleidooi tegen het maakbaarheidsdenken? De twee regels die ze eraan wijdt, overtuigen niet.
Moraal van de sterke
Het boek is meer dan een wetenschappelijke studie. Dehue wil niet alleen een plot (ze doelt op het ontstaan en gebruik van woorden en feiten rond abortus) ontrafelen, maar ook veranderen. Het is een feministische oproep, geeft ze zelf toe. En, bijvoorbeeld op het punt van de echo, is het ook een exponent van de ”Umwertung aller Werte” (herwaardering van alle waarden) die Friedrich Nietzsche voorzag: de moraal van de sterke komt in de plaats van de moraal van het christelijke medelijden en de zorg voor het kwetsbare. Want naast de terechte kritiek op hoe de kerk in het verleden is omgegaan met zwangerschap is óók die zorg voor het kwetsbare een wezenlijke karaktertrek van het christendom. Het is aan de kerk en de prolifebeweging om onverminderd oog te hebben voor al het kwetsbare, al zullen er altijd mensen zijn die dat niet willen zien.
De auteur is directeur van Schreeuw om Leven
Boekgegevens
Ei, foetus, baby. Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap, Trudy Dehue; uitg. Atlas Contact; 400 blz.; € 27,99